Gezinnen sparen meest sinds ontstaan muntunie in 1999
De grote economische ravage die covid-19 aanricht, werd duidelijk in de economische-groeicijfers voor het tweede kwartaal. In de eurozone daalde het reële bbp met 12,1%, na al een correctie van 3,6% in het eerste kwartaal. Detailcijfers voor de bbp-componenten in het tweede kwartaal zijn nog niet beschikbaar. Het is zeer waarschijnlijk dat, net als in het eerste kwartaal, vooral de particuliere consumptie zwaar terugviel. In het eerste kwartaal verklaarde de daling in de consumptie bijna 70% van de bbp-correctie in de eurozone. De lockdownmaatregelen die in veel landen al tijdens het eerste kwartaal van kracht werden, leidden tot het noodgedwongen schrappen van bepaalde uitgaven. Ook in het tweede kwartaal was veel consumptie tijdelijk onmogelijk of lastig. Daarbij kwam dat velen een deel van hun inkomen verloren omdat ze (gedeeltelijk) werkloos raakten. Ook dat deed de particuliere consumptie verder dalen.
De verstoring van de consumptie komt ook tot uiting in een (geforceerde) toename van het sparen. Eurostat publiceerde zopas cijfers over de spaarquote (d.i. het deel van het beschikbaar gezinsinkomen dat wordt gespaard) in het eerste kwartaal van 2020. Voor de hele eurozone lag de (seizoensgezuiverde) spaarquote toen al 4,3 procentpunten hoger vergeleken met een kwartaal eerder. Dat was veruit de sterkste opsprong van de spaarquote sinds het ontstaan van de muntunie in 1999. Ook het niveau van de spaarquote (16,8%) was nooit hoger (ter vergelijking: tijdens de financiële crisis piekte ze op 14,2% in het derde kwartaal van 2009). De kwartaal-op-kwartaaltoename van de spaarquote deed zich voor in alle EMU-landen. Zij was het grootst in België (+6,4 procentpunten) en het kleinst in Duitsland (+1,4 procentpunten).
De spaarquote zal in het tweede kwartaal ongetwijfeld nog verder zijn gestegen. Los van de fysieke beperkingen inzake consumptiemogelijkheden zal die stijging ook te verklaren zijn doordat consumenten voorzichtiger zijn geworden. Door de grote onzekerheid over het verloop van covid-19, en meer specifiek over de situatie op de arbeidsmarkt, zijn gezinnen immers geneigd om hun voorzorgssparen te versterken. Tijdens het tweede kwartaal waren er in veel landen maatregelen die het inkomen van de gezinnen ondersteunden (vooral loonsubsidies en tijdelijke werkloosheid). Maar de situatie deed allicht velen toch vrezen om hun job te verliezen en dat zal hun bestedingen mee hebben gedrukt.
Men kan verwachten dat naarmate lockdowns zijn opgeheven en de onzekerheid rond covid-19 wegebt, de gezinnen hun sparen opnieuw zullen terugschroeven. Er zal bovendien een zekere inhaalvraag zijn naar goederen en diensten. Bepaalde aankopen van bijvoorbeeld duurzame goederen die eerder moesten worden uitgesteld, zullen plaatsvinden zodra het weer kan. De mate waarin het sparen opnieuw vermindert en de consumptie terug aanzwelt, blijft evenwel onzeker. De vroeger dan verwachte opflakkering van de pandemie tijdens de voorbije weken wijst op het grote risico van een ‘stop-go’-scenario.
De neerwaarts risico’s voor de consumptie blijven daardoor substantieel. Zelfs bij een gunstige ontwikkeling van de pandemie is een sterke herleving van de consumptie onzeker. Die hangt immers ook af van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De werkloosheid zal in de eurozone nog een tijdlang verder oplopen, deels doordat in het najaar wellicht met enige vertraging heel wat ondernemingen in faling zullen gaan. Los van de directe impact daarvan op de inkomens, zullen gezinnen ook hun voorzorgssparen daardoor niet volledig terugschroeven. Dat blijkt alvast ook uit hun spaarintenties voor de komende 12 maanden, zoals die worden opgetekend in de enquête naar het consumentenvertrouwen (zie figuur, juli 2020).