Geeft covid-19 een digitale boost aan de productiviteit?
Die vraag stellen op het moment dat de wereld nog steeds met de pandemie af te rekenen heeft, getuigt wellicht van weinig tact, maar het is een feit dat de covid-19-crisis de overgang naar digitalisering en automatisering heeft versneld, met name door e-commerce en telewerken. En niet alleen is het onwaarschijnlijk dat deze trends zullen worden omgebogen, de veranderingen kunnen ook een positief effect hebben op de productiviteit.
Van de ene crisis naar de andere
De vraag is des te provocerender omdat, uitgaande van de situatie na de vorige grote crisis, namelijk de financiële crisis van 2007-2009, werd berekend dat in de ontwikkelde economieën van de G20 de gemiddelde groei van de totale factorproductiviteit is gedaald van 0,7% vóór de wereldwijde financiële crisis tot 0,3% na de crisis.
Zoals gewoonlijk is het niet één enkele factor die deze daling van de productiviteit kan verklaren. Ongetwijfeld hebben verschillende factoren hun invloed gehad. Ten eerste omdat de dalende productiviteit al vóór de financiële crisis werd waargenomen. In die jaren is ook gebleken dat nieuwe digitale technologieën geen onmiddellijk effect op de productiviteit hadden. Waarschijnlijk hebben de bedrijven daarom hun investeringen op dat vlak vertraagd, en de financiële crisis heeft dat uiteraard nog in de hand gewerkt.
Bovendien gaat de invoering van die nieuwe technologieën traag en is het moeilijk het effect ervan op de productiviteit te meten bij gebrek aan adequate meetinstrumenten.
Wat is er intussen veranderd?
Bedrijven zagen zich plots genoodzaakt massaal te investeren in digitale middelen om tijdens de lockdowns en onder de beperkende maatregelen, die lange tijd van kracht waren, te kunnen blijven doorwerken. Deze ontwikkelingen, die anders wellicht enkele jaren in beslag zouden hebben genomen, hebben zich nu in enkele maanden voltrokken dankzij platforms voor videoconferenties, toepassingen voor het delen van bestanden en technologieën voor gegevensextractie.
Volgens berekeningen van het IMF op basis van een steekproef van 15 landen over de periode 1995-2016 leidt een toename met 10% van de investeringen in immaterieel kapitaal (d.w.z. digitale instrumenten) tot een toename van de arbeidsproductiviteit met ongeveer 4,5%. Investeringen in materieel kapitaal daarentegen leiden tot een geringere productiviteitsstijging.
Een tweede gevolg van de gezondheidscrisis is dat er een zekere verschuiving van middelen heeft plaatsgevonden naar efficiëntere ondernemingen binnen een sector, of, bij gebrek aan vraag, naar andere sectoren. Zo zien we bijvoorbeeld een geleidelijke afname van de vraag naar persoonlijke diensten, waar de productie per werknemer doorgaans relatief laag is (restaurants, toerisme, detailhandel, enz.), ten gunste van digitale diensten en sectoren waar de output per werknemer hoger is (met name e-commerce en telewerken).
Deze twee factoren zullen de productiviteit dus waarschijnlijk duurzaam doen toenemen, aangezien ze in een aantal gevallen een radicale en blijvende verandering betekenen. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat er ook factoren zijn die deze tendens kunnen afremmen.
Wat zijn de obstakels?
De eerste remmende factor zijn de “zombiebedrijven”, zwakke bedrijven die kunstmatig in leven werden gehouden door lage rentetarieven en overheidsmaatregelen. Doordat de regeringen lukraak steun hebben verleend aan bedrijven, aangezien ze niet over de instrumenten beschikten om gericht te interveniëren, lagen de faillissementscijfers in 2020 veel lager dan in voorgaande jaren. En er is een aanzienlijk risico dat de betrokken bedrijven de productiviteit naar beneden halen.
Daarnaast bestaat ook het risico van een verhoogde marktconcentratie, die de innovatie en dus de productiviteit zal afremmen. Het lijdt echter geen twijfel dat in bepaalde sectoren bedrijven die al een machtspositie innamen, van de crisis hebben geprofiteerd om hun positie verder te consolideren, met name op het gebied van digitale diensten.
En dan is er nog het productiviteitsverlies door werknemers die van de ene sector naar de andere zijn overgestapt of die een periode van inactiviteit of werkloosheid hebben doorgemaakt. Aangezien het daarbij vaak om laaggeschoolde werknemers gaat, beschikken ze niet altijd over de vereiste vaardigheden en kost het dus tijd om dezelfde productiviteit te bereiken als bij werknemers die niet van baan zijn veranderd.
Bovendien is het de vraag wat het langetermijneffect van de sluiting van scholen op het leren en dus op de productiviteit zal zijn, gezien de kennislacunes en achterstand die tijdens de pandemie zijn ontstaan.
Opleiding als belangrijke uitdaging
Ondanks de vele obstakels lijken bedrijven vastbesloten de voorkeur te geven aan telewerken en zwaar te blijven investeren in digitalisering en automatisering. Dat wordt ook in de hand gewerkt door de veranderende gewoonten van de consument, waarbij een steeds groter deel van de uitgaven naar e-commerce gaat.
Dit betekent dat de factoren die aan de basis lagen van de daling van de productiviteitsgroei vóór de gezondheidscrisis zouden kunnen wegebben en dat kostenbesparingen (minder kantoorruimte, downsizing, enz.) kunnen bijdragen tot een ombuiging van de trend. Maar dan is het absoluut noodzakelijk dat opleiding centraal komt te staan in het bedrijfsleven, maar ook in het onderwijs, zodat de werknemers zich kunnen aanpassen en van de productiviteitsstijging kunnen profiteren door een stijging van de lonen.