Economische Vooruitzichten september 2024
Lees de volledige publicatie hieronder of klik hier om de PDF te openen.
- De olieprijzen daalden tijdens de zomermaanden en zakten begin september zelfs onder de 70 USD per vat. De lage vraag naar olie in zowel de VS als China was de belangrijkste oorzaak. Bevoorradingsproblemen in de Golf van Mexico, Libië, Kazachstan en Noorwegen, samen met de beslissing van OPEC+ om de afbouw van vrijwillige beperkingen met twee maanden uit te stellen, konden de daling van de olieprijzen niet stoppen. Recent stegen de olieprijzen wel weer licht tegen de achtergrond van de toegenomen spanningen in het Midden-Oosten en het risico op een verdere escalatie van het militaire conflict. In tegenstelling tot de olieprijzen stegen de gasprijzen in augustus tot bijna 40 EUR per MWh, dit door de gevolgen van de Oekraïense invasie in de oblast Koersk.
- De inflatie in de eurozone daalde in augustus sterk tot 2,2%, komende van 2,6% een maand eerder. De daling is zo goed als volledig toe te schrijven aan een scherpe daling van de energie-inflatie. De voedingsinflatie steeg licht. De kerninflatie daalde maar licht, van 2,9% naar 2,8%, doordat een opleving van de diensteninflatie een daling van de goedereninflatie compenseerde. We gaan nu uit van een inflatie in de eurozone van 2,5% en 2,2% in respectievelijk 2024 en 2025.
- In de VS daalde de inflatie in augustus verder van 2,9% naar 2,5%, dit dankzij een sterke daling van de energieprijzen en een lage voedingsprijsinflatie. De kerninflatie stagneerde daarentegen op 3,2%, te wijten aan een sterkere stijging van de prijzen van huisvesting. De goedereninflatie daalde voor de derde keer op rij, terwijl de diensteninflatie (excl. huisvesting) ook gematigd was. Daarom verlagen we onze inflatieprognose voor 2024 en 2025 met telkens 0,1 procentpunt naar respectievelijk 2,9% en 2,3%.
- De economische groei in de eurozone blijft zwak. Het definitieve bbp-cijfer voor het tweede kwartaal laat zien dat de investeringen en de consumptie van huishoudens (door de stijgende spaarquote) vrijwel ongewijzigd bleven. Er was echter een grote verscheidenheid tussen de lidstaten. In de zuidelijke economieën bleef de consumptie nog bescheiden groeien. In Duitsland en Nederland hield de consument daarentegen de vinger op de knip, terwijl Duitse investeringen een neerwaartse trend vertoonden. We verwachten nu een eurozonegroei van 0,7% en 1,2% in 2024 en 2025 respectievelijk.
- Een stijging van het werkloosheidscijfer in de VS tijdens de zomer veroorzaakte paniek op de financiële markten, omdat een nieuw onder de aandacht gebrachte indicator, de zogeheten Sahm-regel, een recessie signaleerde. Aangezien de stijging van de werkloosheid echter grotendeels door een groter arbeidsaanbod werd veroorzaakt, lijkt de paniek van augustus overdreven. Toch verwachten we nog altijd dat de Amerikaanse economie zal verzwakken. Harde data over de woningmarkt en de netto-uitvoer stellen teleur. Intussen kunnen de consumentenbestedingen de komende kwartalen verzwakken. We gaan wel nog altijd uit van een gemiddelde Amerikaanse bbp-groei van 2,6% in 2024, maar zien de groei nu vertragen tot 1,7% in 2025.
- Nu de inflatierisico's afnemen en de werkgelegenheidsrisico's meer aandacht krijgen, hebben veel centrale banken een versoepelingscyclus in gang gezet. De Fed verlaagde deze maand haar beleidsrente met 50 basispunten en wij verwachten nog meer verlagingen (in totaal 75 basispunten) tegen het einde van dit jaar. In de eerste helft van volgend jaar zal de Fed waarschijnlijk op dit pad doorgaan met verdere renteverlagingen, met telkens 25 basispunten op elke vergadering, tot het door ons voorspelde dieptepunt in de cyclus van 3,125% is bereikt. De ECB heeft haar beleidsrente dit jaar al twee keer verlaagd (met 50 basispunten in totaal). Zij heeft evenwel minder ruimte om de rente te verlagen dan de Fed. We verwachten dan ook dat de ECB dit jaar slechts één extra renteverlaging zal doorvoeren. Volgend jaar zien we nog twee renteverlagingen, wat het door ons verwachte dieptepunt in de cyclus op 2,5% brengt.
- De Chinese economie blijft kwakkelen volgens de laatste activiteitsindicatoren, zodat we de bbp-groei momenteel voorspellen op 4,7% voor 2024 en 4,2% voor 2025. Er zal waarschijnlijk meer substantiële en gerichte budgettaire steun nodig zijn om de economie te helpen de overheidsdoelstelling van 5% dit jaar te halen en, nog belangrijker, om in de toekomst te groeien in een duurzamer, door de vraag ondersteund tempo.
Inleiding
Centrale banken hebben de voorbije maanden hun focus verlegd. De inflatiedoelstellingen van 2% lijken binnen bereik te komen in zowel de VS als de eurozone, nu de energieprijzen aanzienlijk zijn gedaald en de loongroei over zijn hoogtepunt heen lijkt. Nu de zorgen over de inflatie afnemen, verschuift de aandacht naar de arbeidsmarkt, waar tekenen van verzwakking opduiken (vooral in de VS). De vrees voor een nakende recessie lijkt evenwel overdreven. De centrale banken hebben dienovereenkomstig gehandeld: zowel de ECB als de Fed hebben hun beleidsrente dit jaar al met 50 basispunten verlaagd en lieten doorschemeren dat er nog meer renteverlagingen aan zitten te komen. Het andere grote economische blok, China, leeft in een andere economische realiteit. Daar houden een aanhoudende vastgoedcrisis en een aanhoudend laag consumentenvertrouwen de consumptie tegen en blijft de inflatie erg laag.
Olieprijzen dalen
De olieprijzen zijn tijdens de zomermaanden behoorlijk gedaald (zie figuur 1). Begin september zakten die zelfs (tijdelijk) tot onder 70 USD per vat (komende van 85 USD eind juni). De daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de geringe vraag, vooral in China en de VS. In China lag het olieverbruik in juli 280.000 vaten per dag lager dan een jaar eerder, toe te schrijven aan de lagere activiteit in combinatie met de snelle overstap naar elektrische wagens. De vraag naar olie is ook zwak in de VS, waar het benzineverbruik in juni daalde. Het Internationaal Energieagentschap verwacht nu dat het olieverbruik dit jaar 2 miljoen vaten onder het niveau van voor de pandemie zal liggen.
Verschillende problemen aan de aanbodzijde houden de daling van de olieprijzen niet tegen. In de VS verstoort de orkaan Francine de olie- en gasproductie in de Golf van Mexico. In Libië zorgde een politieke ruzie over de benoeming van een nieuwe gouverneur van de centrale bank ervoor dat de productie tijdens de zomer met 60% daalde. Er is nu wel een compromis gevonden, waardoor de olietoevoer weer op gang is gekomen. Onderhoudswerkzaamheden in Noorwegen en Kazachstan verminderden de olietoevoer ook in augustus. OPEC+ kondigde bovendien aan de afbouw van de vrijwillige productieverlagingen met twee maanden uit te stellen (nu vanaf december). Desondanks verwacht de markt nog altijd een overaanbod van olie in de tweede helft van dit jaar. Dat verklaart ook waarom de recente escalaties tussen Israël en de door Iran gesteunde militie Hezbollah een slechts beperkt opwaarts effect hebben gehad op de olieprijzen.
In tegenstelling tot de olieprijzen zijn de Europese gasprijzen tijdens de zomer aanzienlijk gestegen, tot bijna 40 euro per MWh begin augustus. De Oekraïense inname van Sudzha, een belangrijke terminal voor de uitvoer uit de EU, deed de prijzen oplopen tot hun hoogste niveau van dit jaar. Rusland levert nog altijd 8% van het aardgas naar de EU (via pijpleidingen). Aangezien de gasreserves in de EU goed gevuld zijn (93% van de totale capaciteit), blijven de prijzen ver onder de records van 2022.
Verdere afkoeling inflatie in de eurozone
In de eurozone is de inflatie in augustus vrij fors gedaald tot 2,2%, komende van nog 2,6% de maand voordien. Vooral de nieuwe terugval van de energieprijsinflatie (-3%) droeg daartoe bij. De daling van de kerninflatie met 0,1 procentpunt tot 2,8% viel veel bescheidener uit. Enkel de inflatie van industriële goederen (zonder energieproducten en voeding) daalde (van 0,7% in juli tot 0,4% in augustus). De diensteninflatie liep daarentegen op van 4,0% in juli tot 4,1% in augustus, dat is hetzelfde niveau als in mei en juni. Een en ander illustreert het – zoals verwacht – hobbelige pad naar een duurzaam lagere inflatie.
De dynamiek op korte termijn van de diensteninflatie blijft niettemin neerwaarts gericht (op basis van een voortschrijdend gemiddelde over drie maanden) en ook de onderliggende inflatiedrijvers gaan de goede kant uit. Dat blijkt uit de jaarstijging van de bbp-deflator in het tweede kwartaal (zie figuur 2). Die vertraagde van 3,6% in het eerste kwartaal van 2024 tot 3,0% in het tweede. Een lichte vertraging van de groei van de nominale loonsom per werknemer en aantrekkende productiviteitswinsten zorgen ervoor dat de bijdrage van de loonkosten per producteenheid tot de inflatie afneemt. Intussen neemt de winst per producteenheid – die in de periode 2021-2023 nog een bron van inflatie was – zeer lichtjes af. Hogere indirecte belastingen werken lichtjes inflatoir, allicht het gevolg van uitdovende steunmaatregelen van tijdens de energiecrisis.
De inflatie zal in de eerstkomende maanden op een hobbelig pad blijven. Het septembercijfer zal iets onder dat van augustus blijven, maar kan mogelijks iets beneden 2% dalen. In de laatste maanden van 2024 zullen basiseffecten de inflatie evenwel hoogst waarschijnlijk weer opdrijven. We verwachten dat de fundamentele trend van geleidelijk afkoelende inflatie in de loop van 2025 opnieuw de bovenhand haalt. Het gemiddelde inflatiecijfer voor de eurozone zou daardoor uitkomen op 2,2% in 2025, na 2,5% in 2024.
Inflatie VS op neerwaarts pad
De inflatie in de VS is in augustus opnieuw gedaald van 2,9% naar 2,5%. De daling werd voornamelijk veroorzaakt door de energieprijzen, die met 0,8% daalden en nu 4% lager zijn dan een jaar geleden. Aangezien de recente daling van de olieprijzen nog moet doorwerken in de benzineprijzen, verwachten we de komende maanden een verdere daling van de energieprijzen. Ook de voedingsprijzen bleven onder controle en stegen vorige maand met slechts 0,1%.
In tegenstelling tot de brede inflatie bleef de kerninflatie stabiel op 3,2%. De belangrijkste bijdrage aan de kerninflatie was de woninginflatie, die in augustus toenam met 0,5% tegenover de vorige maand. Hoewel dit deels te wijten was aan een grote stijging van de hotelprijzen, stegen de ‘owner equivalent rents’ (de huur die eigenaars zouden moeten betalen mochten zij huurder zijn) vorige maand ook aanzienlijk.
Exclusief huisvesting ligt de CPI-inflatie in de VS al onder de 2% (zie figuur 3). Voorlopende indicatoren suggereren dat de woninginflatie uiteindelijk zal afzwakken. Met name de huurprijzen voor nieuwe huurders (die doorgaans zes tot twaalf maanden voorlopen op de woninginflatie) zijn 1,1% lager dan een jaar geleden.
Andere componenten van de kerninflatie waren vorige maand vrij zwak. De prijzen van kerngoederen daalden met 0,2%, grotendeels toe te schrijven aan een daling van de prijzen van tweedehandsauto's en -vrachtwagens met 1%, de derde daling op rij. Gegevens uit de industrie suggereren evenwel dat deze dalingen de komende maanden (beperkt) kunnen omkeren.
De kerndiensten (excl. huisvesting) stegen vorige maand met slechts 0,2%, het vierde zwakke cijfer op rij voor deze belangrijke component. Dit was niettegenstaande een grote stijging van 3,9% voor de luchtvaarttarieven, een volatiele component.
Het gemiddelde uurloon, een voorlopende indicator voor de inflatie in de dienstensector, steeg in augustus met 0,4% maand-op-maand (na een stijging van 0,2% in juli). Met 3,8% jaar-op-jaar lijkt de looninflatie echter over haar hoogtepunt heen en zal ze waarschijnlijk verder dalen naarmate de arbeidsmarkt verzwakt.
We verlagen onze prognose voor de Amerikaanse inflatie in 2024 en 2025 met telkens 0,1 procentpunt tot respectievelijk 2,9% en 2,3%.
ECB in versoepelingsmodus maar blijft data-afhankelijk
Zoals verwacht verlaagde de ECB op 12 september 2024 haar beleidsrente, de depositorente, met 25 basispunten tot 3,50%. In september trad ook het nieuwe operationele beleidskader van de ECB in werking. Concreet betekent dit onder meer dat de spread tussen de herfinancieringsrente (MRO) en de depositorente (DFR) 15 basispunten bedraagt. De marginale beleningsfaciliteit wordt 25 basispunten boven de MRO-rente vastgesteld.
De eerder genomen kwantitatieve beleidsbeslissingen blijven van kracht. Zo laat de ECB haar PEPP-portefeuille krimpen ten belope van gemiddeld 7,5 miljard EUR per maand door niet alle activa op vervaldag te herbeleggen. Vanaf 2025 worden ook de gedeeltelijke herbeleggingen volledig stopgezet. De herneming van de renteversoepelingscyclus door de ECB in september lag in lijn met de verwachting van de financiële markten en maakte ook deel uit van ons rentescenario. De beslissing van de ECB is consistent met in het bijzonder de daling van de headline-inflatie tot 2,2% in augustus. Die daling werd weliswaar in belangrijke mate gedreven door het tijdelijke effect van een negatieve jaarwijziging van de energieprijzen, maar de algemene desinflatoire trend in de richting van de 2%-doelstelling van de ECB blijft grosso modo intact.
In haar nieuwe macro-economische projecties van september verwachten de ECB-economen, net als in hun projecties van juni, dat de inflatie in de tweede jaarhelft van 2025 de 2%-doelstelling zal bereiken. De jaargemiddelde inflatie verwacht door de ECB-economen bleef ongewijzigd op 2,5%, 2,2% en 1,9% in respectievelijk 2024, 2025 en 2026. Daarachter gaat een licht hoger pad schuil voor de onderliggende kerninflatie (exclusief voeding en energie) ten opzichte van de projecties van juni. Niettemin zal ook de jaargemiddelde kerninflatie volgens de ECB-economen in 2026 terugvallen tot 2%.
Tegen die achtergrond bleef de ECB vaag over de verdere timing en grootteorde van de volgende stappen in haar versoepelingscyclus. Ze onderstreept dat haar verdere beslissingen volledig data-afhankelijk blijven en dat ze van vergadering tot vergadering worden (her)overwogen. Die pragmatische afhankelijkheid van gegevens blijft een verstandige strategie tegen de achtergrond van een nog altijd hardnekkige kerninflatie (vooral aangedreven door de dienstencomponent), die in augustus 2,8% jaar-op-jaar bedroeg. Zoals hierboven vermeld, zal die kerninflatie op relatief korte termijn allicht verder afkoelen.
Fed besloot tot grote renteverlaging
Een week na de ECB begon ook de Fed aan haar versoepelingscyclus, met een stevige renteverlaging met 50 basispunten. Net zoals de ECB stelde de Fed dat dit perfect consistent is met de kwantitatieve verkrapping (balansafbouw) die zich op de achtergrond afspeelt. De motivatie voor de renteverlaging is vooral te vinden in de nieuwe economische Fed-projecties in september. Zoals blijkt uit de neerwaartse herziening van haar (PCE-)inflatieprojectie tot net boven 2% in 2025, betekent dit dat de Fed van mening is dat ze het eerste luik van haar dubbele doelstelling (prijsstabiliteit samen met een maximale werkgelegenheid) binnenkort bereikt. Nu de bezorgdheid over de inflatie afneemt, richt de Fed zich op de verzwakkende economie. Na de beleidsvergadering van september wees de Fed erop dat voor haar de risico’s voor beide luiken van haar mandaat ruwweg symmetrisch zijn. Om later niet achter de feiten te moeten aanhollen, acht de Fed het aangewezen om tijdig te beginnen met de versoepeling van haar rentebeleid om de arbeidsmarkt in goeden doen te houden, temeer daar de impact van monetairebeleidsveranderingen sowieso enkel met vertraging zichtbaar worden.
In haar september-projecties gaf de Fed drie signalen. Ten eerste was de renteverlaging van september de start van een versoepelingscyclus. Voor de twee resterende beleidsvergaderingen in 2024 verwacht de Fed nog (minstens) een renteverlaging met 50 basispunten. Gegeven de gunstige inflatieontwikkeling en de matigende trend van de VS-arbeidsmarkt verwacht KBC Economics een iets forsere versoepeling met cumulatief 75 basispunten tegen het eind van 2024. Ten tweede trok de Fed haar verwachting voor de ‘neutrale’ beleidsrente op tot 2,9%. Dat niveau ligt nog altijd iets onder onze verwachting voor de neutrale rente. Niettemin gaf de Fed met de verhoging van de door haar verwachte neutrale rente het signaal dat ze niet uitgaat van een betekenisvolle verslechtering van de economische omgeving die de neutrale rente naar beneden zou halen.
Ten slotte verwacht de Fed dat ze haar neutrale beleidsrente van 2,9% geleidelijk zal bereiken in 2026 zonder ‘undershooting’ onder dit niveau. Dit sluit aan bij de inschatting van Fed-voorzitter Powell dat hij (op dit ogenblik) geen echte risicotekenen ziet van een betekenisvolle conjunctuurvertraging die forser zou zijn dan normaal.
Nog meer renteverlagingen op komst
Op basis van de algemeen gematigde groei- en inflatie-omgeving en de forward guidance van de ECB en de Fed gaan we in ons rentescenario nu uit van een snellere en forsere monetaire versoepeling, in aanvankelijk grotere stappen van 50 basispunten in het geval van de Fed. Een belangrijke drijfveer hiervoor zijn de neerwaarts bijgestelde inflatievooruitzichten over onze voorspellingshorizon.
De obligatierentes hebben dat lager korterentepad al grotendeels ingeprijsd. De sterkere daling van de korte rente zorgt voor een einde van de inversie van de rentecurve tegen 2025. Naar verwachting zal dat iets sneller gebeuren in de VS dan in de eurozone.
De Amerikaanse dollar zal allicht de rest van 2024 en het begin van 2025 rond het huidige peil blijven schommelen. Rond het tijdstip van de Amerikaanse presidentsverkiezingen kan de dollar als veilige haven mogelijks tijdelijk beperkt profiteren van de toenemende geopolitieke onzekerheid. Vanaf eind 2025 zal de dollar naar verwachting zijn geleidelijk depreciatiepad hernemen. Dat zal gedreven worden door de fundamentele overwaardering van de munt aan zijn huidige koers. De verwachte depreciatie over de voorspellingshorizon zal echter naar verwachting beperkt blijven.
Intussen blijven de spreads op intra-EMU overheidsobligaties tegenover Duitsland nog altijd gematigd. We blijven ervan uitgaan dat zij licht zullen stijgen doorheen 2024, dit in het licht van het moeizame verloop van de vereiste budgettaire saneringsinspanningen.
Wachten op de Europese consument
In de eurozone bedroeg de groei van het reële bbp in het tweede kwartaal van 2024 0,2% tegenover het voorgaande kwartaal. Dat was lichtjes minder dan de eerste ramingen aangaven, maar in lijn met onze verwachtingen. Niettemin verhult het geaggregeerde cijfer enkele verrassingen. Zo bleef de verwachte versteviging van de consumptievraag vanwege de gezinnen vooralsnog achterwege. Dat was vooral te wijten aan de terugval van die bestedingen in Duitsland en Nederland. De eerder bescheiden uitgavengroei door de Italiaanse en Spaanse consumenten waren onvoldoende om deze terugval te neutraliseren (zie figuur 4). De lusteloze ontwikkeling van de gezinsconsumptie ontgoochelt in het bijzonder tegen de achtergrond van het aan de gang zijnde koopkrachtherstel van de lonen en de al bij al veerkrachtige arbeidsmarkt. Weliswaar wijst de afname van de vacaturegraad op een vermindering van de acute krapte op de arbeidsmarkt, maar anderzijds daalde de werkloosheidsgraad naar een nieuw historisch dieptepunt van 6,4% van de beroepsbevolking.
Ook de investeringsdynamiek blijft zwak, in het bijzonder die in gebouwen en uitrustingsgoederen. De investeringen in intellectuele eigendom verlopen daarentegen dynamischer. De zwakke ontwikkeling van het ondernemingsvertrouwen stelt niet meteen een krachtig investeringsherstel in ’t verschiet, maar de ontwikkeling en vooruitzichten inzake zowel bedrijfs- als woningkredieten doen vermoeden dat enige beterschap op komst kan zijn, zeker naarmate de ECB de rente verder zal verlagen.
Een tweede ontgoocheling achter het geaggregeerde groeicijfer voor de eurozone is de nieuwe, weliswaar lichte krimp van de Duitse economie (met 0,1% tegenover het voorgaande kwartaal). Nagenoeg alle bestedingscomponenten, met uitzondering van de overheidsconsumptie, laten het afweten in Duitsland, en ook vanuit sectoraal oogpunt is de malaise breed verspreid, zonder dat de voorlopende indicatoren meteen beterschap aankondigen. Tegen de achtergrond van een zwakke vraag beginnen de structurele aanpassingen in de Duitse economie zich ook te vertalen in zwakkere arbeidsmarktindicatoren, zoals een toename van de deeltijdarbeid en een lichtjes oplopende werkloosheid. De risico’s voor een nog langer aanslepende periode van uiterst zwakke economische bedrijvigheid nemen er dus toe.
Anderzijds blijft de werkgelegenheid ook in Duitsland toenemen en neemt de koopkracht van de lonen er toe. Net als elders in de eurozone blijven de fundamenten voor een geleidelijke versteviging van de binnenlandse vraag dus overeind. We handhaven dan ook ons scenario van een geleidelijk, vooral door de private consumptievraag geleide lichte versteviging van de groei in de ganse eurozone. Gelet op de recente ontgoochelende indicatoren hebben we onze groeiverwachting voor het reële bbp in het derde kwartaal van 2024 niettemin verlaagd van 0,3% tot 0,2% (tegenover het tweede kwartaal). Dat heeft een lichtjes neerwaartse aanpassing van het verwachte jaargroeicijfer voor 2025 als gevolg (van 1,3% tot 1.2%). De verwachte gemiddelde jaar-op-jaargroei van het reële bbp van de eurozone in 2024 blijft onveranderd op 0,7%, doordat de neerwaartse impact van de wat zwakkere groei in de loop van 2024 wordt geneutraliseerd door een groter overloopeffect van 2023 naar 2024 als gevolg van een herziening van de bbp-cijfers voor 2023.
Amerikaanse economie op korte termijn waarschijnlijk niet in recessie
Tegenvallende cijfers inzake de Amerikaanse arbeidsmarkt hebben de financiële markten tijdens de zomer opgeschrikt. De arbeidsmarktdata waren de jongste tijd inderdaad vrij zwak. Er kwamen in de VS in juli en augustus samen slechts 231.000 banen bij, met ook nog eens erg grote herzieningen van de cijfers in voorgaande maanden. Het aantal vacatures daalde ook aanzienlijk en het aantal mensen dat om economische redenen deeltijds werkt nam in juli en augustus samen met 610.000 toe. Het meest verontrustend voor de financiële markten was dat de werkloosheidsgraad in augustus was opgelopen tot 4,2%, komende van 3,7% in januari. Dit activeerde de zogeheten Sahm-regel, een historisch betrouwbare voorspeller van recessies (zie onze brief over dit onderwerp). Toch zou die deze keer minder voorspellende kracht kunnen hebben, aangezien de stijging van de werkloosheid grotendeels wordt veroorzaakt door een positieve schok in het arbeidsaanbod. De hogere immigratie en in mindere mate de hogere arbeidsparticipatie hebben de beroepsbevolking namelijk behoorlijk doen toenemen (zie figuur 5). Aangezien het enige tijd duurt vooraleer nieuwkomers op de arbeidsmarkt een baan vinden, kan een stijging van het arbeidsaanbod de werkloosheid tijdelijk opdrijven.
Afgezien van de arbeidsmarkt geven de harde cijfers over de Amerikaanse economie een gemengd beeld. Positief is dat de consumptie gezond blijft. De Amerikaanse bbp-groei in het tweede kwartaal werd naar boven bijgesteld van 2,8% naar 3,0%, toe te schrijven aan een sterkere consumptiegroei. De consumptie droeg in het tweede kwartaal bijna 2 procentpunten bij aan de groei van het Amerikaanse bbp. De consumptie blijft allicht de belangrijkste motor van de economische groei in het derde kwartaal, aangezien de detailhandelsverkopen in de zomermaanden met een gezonde 1,2% zijn gestegen.
Negatief is dat de investeringen in woningen een rem zetten op de economie. De nominale bouwuitgaven daalden in juli met 0,3% (maand-op-maand), de eerste daling in bijna twee jaar. Ook de woningstarten en -vergunningen daalden sterk in dezelfde maand (hoewel ze in augustus weer gedeeltelijk aantrokken). De netto-uitvoer zal dit kwartaal allicht ook een negatieve bijdrage leveren aan de bbp-groei, aangezien het tekort op de goederenbalans in juli met 6,3% toenam.
Bedrijfsenquêtes geven ook een gemengd beeld. Terwijl de enquêtes m.b.t. de verwerkende nijverheid in recessiegebied blijven, zitten die m.b.t. de diensten nog altijd in expansiegebied (vooral in de S&P Global Survey).
Globaal genomen verwachten we nog altijd dat de Amerikaanse reële bbp-groei zal vertragen omdat de arbeidsmarkt verzwakt en de monetaire voorwaarden op de korte termijn restrictief zullen blijven (ondanks de renteverlagingen van de Fed). Gezien het beter dan verwachte bbp-cijfer voor het tweede kwartaal en de gunstige harde data voor het derde kwartaal verhogen we onze groeiprognose voor 2024 van 2,5% naar 2,6%. Die voor 2025 handhaven we op 1,7%.
Chinese groei zal waarschijnlijk de doelstelling van 5% niet halen
De Chinese economie blijft tekenen van verzwakking vertonen, met activiteitsindicatoren (onder meer de detailhandelsverkopen en de industriële productie) die in augustus op jaarbasis verzwakten (tot respectievelijk 2,1% en 4,5%). Dat wijst erop dat de bbp-groei in het derde kwartaal verder zal vertragen ten opzichte van de al teleurstellende 4,7% (jaar-op-jaar) die in het tweede kwartaal werd opgetekend.
Andere indicatoren, zoals het zwakke consumentenvertrouwen en de hoge spaartegoeden van huishoudens, wijzen op een blijvend zwakke binnenlandse vraag. Hoewel dit deels kan worden gecompenseerd door een solide uitvoergroei (8,7% jaar-op-jaar in augustus), draagt de zwakke binnenlandse economie bij aan een zwakke inflatie die zich op een laag niveau dreigt te verankeren (in augustus kern-CPI 0,3% jaar-op-jaar; producentenprijzen -1,8% jaar-op-jaar).
Een overkoepelend probleem blijft de onstabiele situatie op de vastgoedmarkt. De prijzen blijven er langzaam dalen terwijl het aanbod van onverkochte projecten nog altijd groot is. Die onzekerheid blijft het vertrouwen ondermijnen, zet de financiering van lokale overheden onder druk en houdt de vraag naar krediet (met name vastgoedleningen) laag. De recente maatregelen ter versoepeling van het monetair beleid, waaronder een verlaging met 20 basispunten van de zevendaagse reverse reporente van 1,7% naar 1,5% en een verlaging met 50 basispunten van de reserveverplichting (momenteel gemiddeld 7%), zijn daarom welgekomen maatregelen. Maar er zal allicht meer substantiële en gerichte begrotingssteun nodig zijn om de economie te helpen om de 5%-groeidoelstelling dit jaar te halen en, nog belangrijker, om in de toekomst te groeien in een duurzamer, door de vraag ondersteund tempo.
We handhaven daarom onze huidige prognose van 4,7% reële bbp-groei in 2024, die vertraagt tot 4,2% in 2025, met opwaarts potentieel mocht de regering haar monetaire versoepeling ondersteunen met budgettaire versoepelingen. De Chinese inflatie is op jaarbasis weliswaar gestegen tot 0,6%, vooral door hogere voedingsprijzen, maar door de zwakke kerninflatie hebben we onze inflatieprognose voor 2025 neerwaarts bijgesteld tot 1,6% (komende van 1,8%). We blijven wel uitgaan van een inflatie van slechts 0,5% in 2024.
Alle historische koersen/prijzen, statistieken en grafieken zijn up-to-date, tot en met 23 septemberi 2024, tenzij anders vermeld. De verstrekte posities en prognoses zijn die van 23 september 2024.