Meest recente Economisch Vooruitzichten voor Centraal- en Oost-Europa
Uiteenlopende trends begrotingssanering in COE
De pandemie en de daaropvolgende economische schokken hebben de overheidsfinanciën in heel Centraal- en Oost-Europa (COE) zwaar getroffen. Om de gevolgen van de pandemie te bestrijden en de energiecrisis aan te pakken, hebben de landen in de regio uitgebreide budgettaire steunmaatregelen genomen, wat heeft geleid tot een aanzienlijke toename van de begrotingstekorten en overheidsschuld. Nu deze buitengewone omstandigheden grotendeels zijn weggeëbd, staan de regionale economieën voor de uitdaging om de begroting te saneren.
Tsjechië: de regionale kampioen
Tsjechië is in de regio een één van de beste performers inzake begrotingsconsolidatie. Het overheidstekort daalde er van 5,6% van het bbp in 2020 tot 2,8% van het bbp in 2024 (zie figuur COE1), net onder de Maastricht-limiet van 3%. De consolidatie werd mogelijk gemaakt door het aflopen van energiegerelateerde maatregelen en een ruim pakket aan maatregelen. Een mix van budgettaire ingrepen aan de ontvangstenzijde (twee derden van het geheel) en bezuinigingen op de uitgaven (een derde) zou de Tsjechische begroting verder moeten verbeteren richting een tekort van 2% van het bbp in 2025 en 2026.

De sanering heeft niet alleen het begrotingstekort teruggebracht tot onder de Maastricht-grens, maar ook de Tsjechische overheidsschuld doen stabiliseren op ongeveer 43% van het bbp (zie figuur COE2). Hoewel de COVID-gerelateerde stijging van 29% van het bbp naar de huidige niveaus aanzienlijk was, blijft de Tsjechische schuld een van de laagste in de EU. Voor de komende jaren blijven we uitgaan van een geleidelijk verder verbeterend begrotingssaldo en een nagenoeg stabiele schuld van zo’n 45% van het bbp, ondersteund door een hogere bbp-groei en een relatief voorzichtig begrotingsbeleid. Volgens de recente analyse van de Tsjechische Begrotingsraad is het doorbreken van de rem op de staatsschuld van 55% van het bbp uitgesteld van 2028 naar 2038.
Dat neemt niet weg dat er wat risico's zijn voor onze begrotingsvooruitzichten, nu Tsjechië op weg is naar parlementsverkiezingen in de herfst. Die risico's zijn tweeledig. Ten eerste zien we een mogelijke budgettaire ontsporing in het verkiezingsjaar 2025 als gevolg van hogere uitgaven. Het begrotingstekort zou daardoor boven de huidige verwachtingen van 2,1% van het bbp kunnen uitkomen. Ten tweede zien we een risico van een verslechtering na de verkiezingen, dit onder invloed van een nieuwe regering die mogelijks een hogere schuld tolereert, gevormd door een populistische coalitie onder leiding van de ANO-partij.

Slowakije: de andere kant op
Slowakije is een regionale achterblijver op het gebied van begrotingssanering. Het tekort blijft er al enige tijd hoog en verslechterde vorig jaar tot 5,8% van het bbp, komende van 5,2% een jaar eerder. Ook de overheidsschuld vertoont een opwaartse trend en steeg van 48% van het bbp in 2019 naar 58,2% in 2024. De schuldgraad komt daarmee dichter in de buurt van de Maastricht-grens van 60%.
De regering Fico is gestart met een saneringstraject en nam in januari 2025 verschillende maatregelen. De impact daarvan op de overheidsfinanciën is evenwel onzeker. Enkele van de belangrijkste maatregelen betreffen de verhoging van het btw-tarief naar 23% en de invoering van een inkomstenbelastingtarief van 24% voor bedrijven met een omzet van meer dan 5 miljoen euro. Aan de uitgavenkant mikt de Slowaakse regering op besparingen in de sociale uitgaven en de loonkosten. De sterke nadruk op belastingverhogingen belet dat inefficiënte overheidsuitgaven worden aangepakt. Tegelijk kunnen hogere belastingen de consumptie-uitgaven, en bijgevolg de economische groei, dit jaar belemmeren.
Een en ander maakt dat we voor de komende jaren slechts een bescheiden consolidatie van de Slowaakse overheidsfinanciën verwachten. Ons basisscenario gaat uit van een tekort van boven 4,5% van het bbp in zowel 2025 als 2026. Hoewel de Slowaakse overheidsschuld ruim onder het eurozonegemiddelde zal blijven, gaat zij in 2026 naar verwachting boven de Maastricht-grens van 60% van het bbp uitstijgen. Tegen de achtergrond van politieke turbulentie vereist het traject van de overheidsschuld de nodige aandacht, teneinde de houdbaarheid ervan op lange termijn te waarborgen.
Hongarije: hobbelig pad voor de boeg
Het begrotingstekort van Hongarije nam in 2024 af tot een nog altijd aanzienlijke 4,8% van het bbp, komende van 6,7% in 2023 . De Hongaarse overheidsfinanciën blijven onder druk staan door de verlenging van een aantal steunmaatregelen die de overheid in 2022 invoerde, door een stijging van de pensioenuitgaven en door hogere rentelasten op de schuld. Vorig jaar lanceerde de regering Orban een budgettair saneringspakket als onderdeel van haar breder economisch actieplan. De uitkomst ervan is onzeker.
Het plan streeft naar een evenwicht tussen begrotingsconsolidatie enerzijds en sociale steun en groeidoelstellingen anderzijds. Enerzijds omvatten de saneringsinspanningen maatregelen aan de ontvangstenzijde, waaronder een aanpassing van de bankentaks en een verlenging van de ‘windfall’-belastingen voor de energiesector en de detailhandel. Anderzijds richt het plan zich op het versterken van sociale steun en economische groei door de belastingaftrek voor kinderen te verdubbelen, een driejarige overeenkomst over het minimumloon uit te voeren en gesubsidieerde leningen voor woningen en kmo’s in te voeren.
Gezien de onzekere uitkomst, voorspellen we een slechts gematigde daling van het begrotingstekort tot 4,1% van het bbp dit jaar en tot 3,9% in 2026, sterk gebaseerd op de veronderstelling van een hogere bbp-groei. Het risico bestaat evenwel dat het consolidatietraject beperkter zal uitvallen, of er zelfs niet zal komen. Dit komt vooral door de parlementsverkiezingen, die in het voorjaar van 2026 plaatsvinden en traditioneel extra overheidsuitgaven met zich brengen. Premier Orban heeft namelijk al een expansief begrotingsbeleid gesuggereerd. Mochten de groeivooruitzichten verslechteren, bijvoorbeeld door hogere Amerikaanse invoertarieven, dan zou de budgettaire versoepeling nog meer uitgesproken kunnen zijn.
Bulgarije: stabiel maar niet overtuigend
De Bulgaarse overheidsfinanciën kwamen vorig jaar onder druk te staan. Het begrotingstekort steeg van 2,0% naar 2,9% van het bbp. De hogere overheidsuitgaven die volgenden op de pensioen- en salarisverhogingen in 2022 bleven de begroting in 2024 beïnvloeden. Als gevolg daarvan was de uitgavengroei groter dan de inkomstengroei, ondanks het feit dat een sterke arbeidsmarkt de sociale bijdragen en directe belastingen omhoogdreef.
Voor 2025 gaan we uit van een nagenoeg stabiel tekort van 3,0% van het bbp, wat overeenkomt met de Maastricht-grens. Er is een start gemaakt met inspanningen om de belastinginning te verbeteren en de druk op de uitgaven te beteugelen, maar de uitdagingen blijven groot . Daarnaast werd Bulgarije op politiek vlak geconfronteerd met grote turbulentie, wat de uitvoering van het begrotingsbeleid en de noodzakelijke structurele hervormingen bemoeilijkt. Het land hield sinds 2021 zeven parlementsverkiezingen, wat wijst op grote politieke instabiliteit en fragmentatie.
Bulgarije heeft de laagste overheidsschuld in de COE-regio, waardoor het land over meer begrotingsruimte beschikt dan zijn regionale peers. De schuldgraad is in de periode na de pandemie evenwel geleidelijk gestegen van 20,1% tot 24,3% van het bbp. Wij voorspellen dat de overheidsschuld in 2026 zal uitkomen op een nog altijd bescheiden 28% van het bbp.
Uitdagingen en risico's in het verschiet
De begrotingsconsolidatie in de COE-landen verloopt volgens uiteenlopende paden, wat de verschillende uitdagingen en risico’s in de regio benadrukt. De mogelijke vertraging van de economische groei - door de risico's van hogere tarieven in de VS en/of aanhoudende zwakte in Duitsland - zou het terugdringen van de overheidstekorten kunnen bemoeilijken. Tegelijk zijn de begrotingsrisico's die verband houden met parlementsverkiezingen (in Tsjechië en Hongarije) en politieke instabiliteit (in Bulgarije) uitgesproken en neigen ze naar minder consolidatie.
Bovendien gaan de risico's op korte tot middellange termijn gepaard met budgettaire uitdagingen op langere termijn. Diezijn vrij vergelijkbaar tussen de regionale economieën en omvatten hogere uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorgen als gevolg van de de vergrijzing. Op de lange termijn zal het succes van de budgettaire consolidatie-inspanningen sterk afhangen van het vermogen van de overheden om structurele hervormingen door te voeren met behoud van sociale cohesie en politieke stabiliteit. Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, zal een efficiënte absorptie van EU-structuurfondsen een cruciale rol spelen bij het voldoen aan de investeringsbehoeften om de potentiële groei in de regio te stimuleren.