Belgisch economie: sterke jaarstart, maar moeilijk vol te houden

Uit het departement: “Eén zwaluw maakt de lente niet”

De Belgische economie is 2023 sterk begonnen. Volgens de flashraming van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) groeide het reële bbp in het eerste kwartaal van 2023 met 0,4% tegenover het laatste kwartaal van 2022. Het groeicijfer overtrof onze verwachting (+0,2%). Het was bovendien ruim hoger dan dat in de eurozone (+0,1%), na al een betere Belgische prestatie in het vierde kwartaal van 2022. Een gedetailleerde uitsplitsing van de Belgische eerstekwartaalgroei naar componenten is nog niet beschikbaar. Het relatief goede resultaat is allicht te danken aan een nieuwe positieve verrassing van de groei van de particuliere consumptie. Veel werknemers zagen hun koopkracht immers beschermd tegen inflatie door een grote automatische loonindexering in januari. Opmerkelijk is ook dat het INR verschillende kwartaalgroeicijfers van de twee voorgaande jaren heeft herzien. Daardoor werd de groei voor heel 2021 en 2022 naar boven bijgesteld tot respectievelijk 6,3% en 3,2%, in plaats van de eerder gemelde 6,1% en 3,1%.

De toegevoegde waarde in de diensten en de bouw steeg in het eerste kwartaal met respectievelijk 0,7% en 0,4% tegenover het voorgaande, terwijl die in de industrie met 0,6% daalde. De relatief goede prestatie van de dienstensector kwam niet als een verrassing, aangezien de maandelijkse cijfers van de NBB-conjunctuurbarometer al hetzelfde signaal hadden gegeven (zie figuur BE1). Algemeen bleef het ondernemersvertrouwen in april vrijwel stabiel, na een sterke stijging in de voorgaande maand. Het consumentenvertrouwen veerde in april opnieuw op, na de kleine dip in de voorgaande maand. Het herstel van het consumentenvertrouwen dat in de laatste maanden van 2022 inzette, ging gepaard met een aanzienlijke daling van sparen van de Belgische huishoudens. Uit eind april door het INR gepubliceerde gegevens inzake de sectorrekeningen blijkt dat de spaarquote van de huishoudens in het laatste kwartaal van 2022 is gedaald tot 10,8%, van 13,1% in het voorgaande. In de eurozone steeg de spaarquote daarentegen van 13,4% tot 14,2%.

In ons scenario gaan we ervan uit dat het sterke groeitempo van het bbp in het lopende en de komende kwartalen niet zal aanhouden. Ten eerste werd de relatief sterke groei in het eerste kwartaal hoogstwaarschijnlijk opgeblazen door een eenmalig indexeringseffect in januari. Ten tweede hebben de verkrappende financiële voorwaarden als gevolg van de hogere rentes een negatieve impact op de bedrijfsinvesteringen en de woninginvesteringen van de huishoudens. De groei van zowel de hypotheek- als de bedrijfsleningen zwakte de afgelopen maanden al behoorlijk af. Daarom voorspellen we een meer gematigde verdere expansie van de Belgische economische activiteit. Niettemin zorgt de sterker dan verwachte groei in het eerste kwartaal voor een mechanische verhoging van onze bbp-groeiraming voor het volledige jaar 2023 tot 1,0%, komende van 0,8% vorige maand. De groeiprognose voor 2024 blijft op 1,2%.

Kerninflatie begint eindelijk af te nemen

Volgens de HICP-flashraming daalde de Belgische inflatie in april fors, van 4,9% naar 3,3%, na een nieuwe neerwaartse verrassing van de energie-inflatie. De daling staat in contrast met de inflatie in de eurozone, die steeg van 6,9% naar 7,0% als gevolg van een iets hogere energie-inflatie. Het verschil tussen de Belgische HICP- en CPI-inflatie werd eveneens groter. De CPI-inflatie daalde in april minder sterk, van 6,7% naar 5,6%. Het toenemende verschil in beide maatstaven is vooral te wijten aan een verschil in energie-inflatie (zie figuur BE2). Die bedraagt nu -27,2% in de HICP tegen -17,1% in de CPI, een verschil dat wordt verklaard door technische verschillen in de berekening. Voor stookolie wordt bij de berekening van de HICP de actuele prijs gebruikt, terwijl bij de berekening van de CPI een afgevlakt voortschrijdend gemiddelde over 12 maanden wordt gebruikt. 

Ook de Belgische voedingsinflatie daalde stevig in april, van 17,6% naar 15,1%. De kerninflatie (exclusief energie en voeding) bleef volgens de HICP-definitie stabiel op 6,3%, maar daalde volgens de CPI-maatstaf van 7,1% naar 6,9%. Dat is een eerste aanwijzing dat de kerninflatie haar hoogtepunt heeft bereikt. Een andere indicatie daarvan is dat ook het aandeel van goederen en diensten met een erg hoge inflatie in de consumptiekorf afneemt. Voor de komende maanden verwachten we een verdere daling van de algemene inflatie, voornamelijk als gevolg van een verder afnemende energie- en voedingsinflatie en resterende basiseffecten. Het neerwaarts pad van de kerninflatie zal evenwel geleidelijker lopen, aangezien nog altijd stijgende diensteninflatie de daling van de goedereninflatie deels compenseert. Na de verrassend sterke neerwaartse verrassing van de HICP-inflatie in april hebben we onze vooruitzichten voor de gemiddelde HICP-inflatie in 2023 neerwaarts bijgesteld tot 3,5%, tegen 4,4% in de prognose van vorige maand.

Economische voorspellingen december 2024

Nationale rekeningen (reële jaarwijziging, in %)

  2023 2024 2025
Particuliere consumptie 0,6 1,9 1,5
Overheidsconsumptie 3,2 3,5 0,9
Investeringen in vaste activa 3,5 1,2 1,7

Bedrijfsinvesteringen

5,1 1,7 1,9

Overheidsinvesteringen

5,9 7,4 2,3

Investeringen in woongebouwen

-2,5 -4,2 0,4
Finale binnenlandse vraag (ongerekend voorraadwijzigingen) 1,9 2,1 1,4
Voorraadwijziging (groeibijdrage) -0,1 -0,9 0,3
Uitvoer van goederen en diensten -7,1 -4,5 -2,6
Invoer van goederen en diensten -6,8 -4,4 -1,3
       
Bruto binnenlands product (bbp) 1,3 1,0 0,6
       
Beschikbaar gezinsinkomen 2,4 1,4 1,6
Bruto-gezinsspaarquote (in % beschikbaar inkomen) 14,1 14,2 14,4

Evenwichtsindicatoren

  2023 2024 2025
Inflatie (gemiddelde jaarwijziging, in %)      

Consumptieprijzen (geharmoniseerde CPI)

2,3 4,3 2,6

Gezondheidsindex (nationale CPI)

4,3 3,3 2,5
       
Arbeidsmarkt      

Werkgelegenheid (jaarwijziging, in 1000, einde jaar)

26,2 7,5 15,0

Werkloosheidsgraad (in % van de beroepsbevolking, einde jaar, Eurostat definitie)

5,6 5,8 6,0
       
Overheidsfinanciën (in % van het bbp bij ongewijzigd beleid)      

Netto-financieringssaldo

-4,2 -4,5 -5,3

Overheidsschuld

103,1 104,2 107,0
       
Saldo lopende rekening (in % van bbp) -0,7 -0,5 -1,2
       
Woningprijzen (gemiddelde jaarwijziging in %, bestaande en nieuwe woningen, Eurostat definitie) 2,3 2,9 3,0

Andere voorspellingen

Wereld

België

Centraal- en Oost-Europa