Schakelt Europees begrotingsbeleid een versnelling hoger?
De versomberende economische conjunctuur lokt een ommekeer in het monetaire beleid uit. Het valt bovendien op dat ECB-voorzitter Draghi en zijn opvolgster Lagarde de hulp van het budgettaire beleid inroepen om de economie aan te zwengelen. Budgettaire stimulering in de eurozone is een verhaal van moeten, kunnen en willen. Bij gebrek aan significante Europese begroting moet ze via de lidstaten verlopen. Hun bewegingsruimte verschilt sterk van land tot land, net als hun politieke voorkeuren. Italië wil snel gaan, maar heeft nauwelijks ruimte. Al zal een flexibele toepassing van het Europese begrotingskader die ruimte wel zo groot mogelijk laten. Maar of het Europese begrotingsbeleid een versnelling hoger schakelt en Draghi en Lagarde gehoor vinden, hangt af van hoe snel Duitsland zijn terughoudendheid intern en Europees opzij schuift.
Monetaire beleid uitgespeeld?
De versomberende economie brengt de rol van de economische politiek in de economie op het voorplan. De centrale bankiers lieten snel verstaan dat zij klaar staan om de economie te ondersteunen. Met een renteverlaging zette de Fed de daad al bij het woord. ECB-voorzitter Draghi liet tijdens de zomer geen kans onbenut om duidelijk te maken dat ook de ECB klaarstaat. Maar zijn verhaal klonk genuanceerder. In één adem wees hij ook op de rol van het begrotingsbeleid in geval van een forsere economische inzinking. Christine Lagarde, zijn opvolgster, sloot zich hierbij aan met een oproep tot meer beleidscoördinatie.
De vraag rijst inderdaad of een nóg soepeler monetair beleid in de eurozone meer zoden aan de dijk zou zetten. In tegenstelling tot de Fed heeft de ECB in de voorbije jaren haar rente nog niet kunnen verhogen. Die staat dus nog steeds op een historisch dieptepunt. Heeft een verdere verlaging dan zin? Monetair beleid wordt soms wel eens vergeleken met een touw. Je kan daarmee een kar die te snel rijdt afremmen, maar het is nutteloos om een stilstaande kar mee voort te duwen. Een centrale bank kan met renteverhogingen economische groei en inflatie wel afremmen, maar of ze die via renteverlagingen kan aanzwengelen is minder zeker. Ook de impact van het onconventionele monetaire beleid op de inflatie blijft onzeker. Vooralsnog versnelt de inflatie in de eurozone niet. Ongetwijfeld is het geloof van centrale bankiers in de kracht van monetaire politiek groter. Maar hun oproep aan het budgettaire beleid laat misschien toch enige terechte twijfel vermoeden.
Budgettaire stimulering evenmin evident
Maar ook over de effectiviteit van een budgettaire stimulering bestaan twijfels. Vaak komt ze te laat, heeft ze een verkeerde focus en wordt ze niet snel genoeg teruggeschroefd. Het is vrij duidelijk dat de overheidsfinanciën de economische groei bij een conjunctuurinzinking kunnen ondersteunen via de zogenoemde automatische stabilisatoren. Oplopende werkloosheidsuitgaven en tegenvallende inkomstenbelastingen doen dan een begrotingstekort ontstaan. Door dat niet met belastingverhogingen of met besparingen in andere overheidsuitgaven te compenseren, maar met schulden te financieren ondersteunt de overheid de vraag in de economie.
De overheid kan proberen om de vraag nog meer aan te zwengelen door haar uitgaven verder op te drijven of belastingen te verlagen. Over de effectiviteit hiervan bestaat meer twijfel. Een belastingverlaging kan relatief snel worden doorgevoerd, maar ze ondersteunt de vraag enkel wanneer ze door de belastingbetaler effectief wordt uitgegeven voor meer consumptie of investeringen. De overheid heeft een directere controle op de vraag als ze zelf haar uitgaven verhoogt. Maar het opzetten van een verstandig uitgavenpakket vergt doorgaans tijd, waardoor de impact te laat dreigt te komen.
Budgettaire stabilisatie is in diskrediet gebracht door de deficit bias: de neiging om ook tijdens economisch gunstige tijden overheidstekorten te tolereren en onvoldoende schuld af te bouwen. Eens de recessie voorbij, is het politiek vaak moeilijk om de extra uitgaven terug te schroeven. De overheidsfinanciën verslechteren dan structureel. Het beroep van de overheid op de spaarmiddelen dreigt zelfs private investeringen te belemmeren (crowding out) en het economische groeipotentieel te beknotten. Als de private vraag te sterk wordt, bestaat conjunctuurstabilisatie erin om de vraag af te remmen.
Een verhaal van moeten, kunnen en willen
Om het begrotingsbeleid een sterkere economische onderbouw te geven, schrijven de Europese begrotingsregels voor dat het moet passen in economische prognoses van een onafhankelijk voorspeller. De European Fiscal Board (EFB) beval eind juni voor 2020 een neutraal begrotingsbeleid voor het geheel van de eurozone aan, weliswaar met een gepaste differentiatie per land. Hij ging er daarbij van uit dat de economische groei in 2020 opnieuw zal verstevigen. Dat vooruitzicht werd in de vakantiemaanden onzekerder. Het zou wel eens kunnen dat de verwachte economische versteviging er niet komt zonder een duwtje in de rug van het begrotingsbeleid. Het illustreert dat het vaststellen van de nood aan budgettaire stimulering vaak niet voor de hand ligt.
Maar is ze überhaupt mogelijk?
De budgettaire slagkracht van de eurozone is sowieso beperkt. Bij gebrek aan een significante begroting op het niveau van de muntunie moeten budgettaire impulsen komen van de lidstaten. De “gepaste differentiatie per land” in de EFB-aanbeveling verwijst naar de verschillen inzake overheidsschuld tussen de landen (figuur 1). Die weerspiegelen hoe ze in het verleden met de deficit bias zijn omgesprongen. Vandaag impliceren ze grote verschillen in budgettaire ruimte tussen de landen.
Figuur 1 - Grote verschillen inzake overheidsschuld tussen eurolanden (bruto-overheidsschuld in procent van het bbp)
Vaak zijn het landen met weinig budgettaire ruimte, zoals Italië, die maar al te gretig hun begrotingsbeleid willen versoepelen. Stimulering dreigt hen snel in conflict te brengen met de Europese begrotingsregels. Door die flexibel toe te passen heeft de uittredende Europese Commissie (EC) in de voorbije jaren al te grote confrontaties met regeringen vermeden. Ursula von der Leyen liet al meteen na haar aanduiding als nieuwe voorzitter van de EC verstaan dat ze die flexibiliteit maximaal zal blijven toepassen. Het soepele beleid van de ECB zal ondertussen helpen voorkomen dat de financiële markten te veel flexibiliteit afstraffen. Een gebrek aan flexibiliteit zal een positief antwoord op de vraag van Draghi en Lagarde dus allicht niet in de weg staan.
Echt soelaas voor de conjunctuur kan er niettemin maar komen door een stimulering in een grote economie met beduidende budgettaire ruimte. Alle ogen zijn daarmee op Duitsland gericht. Dat land heeft budgettaire ruimte zat, maar een sterke politieke en wettelijk verankerde afkeer van tekorten. Komt hierin verandering en hoe snel zal dat gebeuren? Het feit dat de groeivertraging in de eurozone in sterke mate het gevolg is van de recessie in de Duitse verwerkende nijverheid kan de zaken bespoedigen. Het lijdt weinig twijfel dat de Duitse economie nood heeft aan meer investeringen, ook door de overheid. Ze kampt met een structureel vraagtekort - de keerzijde van het zeer grote externe overschot - dat de economie nu ook conjunctureel parten begint te spelen, bovenop de structurele aanpassingsproblemen in de industrie. Dat zijn economische argumenten die de Duitse politici tot nieuwe inzichten kunnen brengen. De snelheid van dat proces valt moeilijk te voorspellen. Maar vast staat dat hun voortschrijdend inzicht bepalend zal zijn voor het antwoord dat de vraag van Draghi en Lagarde uiteindelijk zal krijgen... en of het snel genoeg zal komen.