ECB: gestart, maar wat nu?
Het was de voorbije weken duidelijk naar de markten getelefoneerd. De ECB zou op de juni-vergadering het beleid iets minder restrictief maken. Inflatie bedraagt dan wel nog geen 2.0%, maar is voldoende gedaald om de voet nu al wat van de monetaire rem te halen. De richtinggevende depositorente staat nu op 3.75%. Toch bleef je na de het lezen van de beleidsverklaring en het aanhoren van de persconferentie van voorzitster Lagarde achter met een wat ambigu gevoel. Was het wel echt het juiste moment om nu al de monetaire tanker te keren?
In het beleidscommuniqué voert de ECB drie argumenten aan om haar beslissing te rechtvaardigen. Een nieuwe beoordeling van de inflatievooruitzichten, de dynamiek van de onderliggende inflatie en het doorwerken van (strak) monetair beleid naar de economie laten toe om het beleid minder restrictief te maken. Bij zo’n wending in het monetair beleid verwacht je normaal wat ook aanwijzingen over de timing en het tempo van vervolgactie. Die kwamen er echter niet of nauwelijks. De hoofdboodschap is vooral dat de ECB het beleid voldoende restrictief zal houden om er voor te zorgen dat inflatie toch snel verder richting 2% zal evolueren. Data-afhankelijkheid blijft het codewoord en je voelt ook dat de ECB worstelt met haar eigen argumentatie.
Zo trokken in hun driemaandelijkse update de ECB-economisten de voorzichten voor zowel de algemene als de kerninflatie voor dit en volgend jaar op (algemeen 2024 2.5% van 2.3%; 2025 2.2% van 2.0%, kern 2024 2.8% van 2.6%, 2025 2.2% van 2.1%). 2026 bleef onveranderd (1.9% algemeen, kern 2.0%). Het duurt dus nog tot een heel stuk in 2025 alvorens 2.0% wordt bereikt. Daarnaast neemt de ECB ook akte van nog steeds hoge loonstijgingen en binnenlandse (diensten)inflatie. Even kort door de bocht, maar in een andere context kan je die argumenten even goed tegenkomen om een renteverhoging te rechtvaardigen. Hier nog even een kleine anekdote. Het Oostenrijks raadslid Holzmann stemde als enige tegen de verlaging. Enigszins laconiek verantwoordt hij dit op basis van dezelfde data-afhankelijkheid die de ECB aanvoert als maatstaf voor verdere stappen. Ook Lagarde gaf overigens toe dat de ECB nog niet in de fase is aanbeland waar ze op automatische piloot de rente verder kan verlagen. .
De markt trok haar conclusie. Snelle vervolgactie in juli is zo goed als uitgesloten. Zelfs een scenario van twee bijkomende verlagingen in september en december (wanneer de ECB over nieuwe vooruitzichten beschikt) is verre van verworven. De markt houdt op dit ogenblik rekening op +/- 50% kans op twee bijkomende verlagingen tegen december. De vlotte rentecorrectie van de voorbije dagen liep gisteren dan ook vast. Zeker vanuit een EMU-oogpunt is er voorlopig weinig reden om in die richting door te duwen. De Europese rentemarkt is natuurlijk geen eiland en zeker op het lange eind van de curve speelt wat er in de VS gebeurt ook zijn rol.
De Amerikaanse payrolls straks zijn hier een belangrijk dominosteentje, maar ook volgende week wordt interessant. Woensdag krijgen we de VS inflatiecijfers voor mei en diezelfde dag beslist ook de Fed over haar beleid geflankeerd door nieuwe vooruitzichten (dots). Er waren recent tekenen van een afkoeling in de arbeidsmarkt. Toch is de vraag of de payrolls zo zwak zullen zijn dat de Fed nu al opschuift in de richting van een ‘snelle’ renteverlaging.
De beperkte ruimte voor verdere ECB-versoepeling houdt de EUR/USD-combinatie voorlopig kort bij de 1.0900/16 weerstandszone. Bij zwakke payrolls straks is een breuk mogelijk maar zelfs in dat geval verwachten we toch nog steeds een beetje een reactie met de rem op in de aanloop naar de Fed-vergadering volgende week.