ECB maakt zich op voor eerste knip
Op 21 juli 2022 startte de Europese Centrale Bank de meest agressieve rentecampagne uit haar geschiedenis. Het zal bijna twee jaar duren vooraleer de ECB wat ruimte ziet om het beleid iets minder restrictief te maken.
Zeldzame eensgezindheid tussen beleidsmakers van allerlei allooi, duif en havik, nemen alle twijfel weg: aanstaande donderdag knipt Frankfurt 25 basispunten af van de huidige beleidsrente (4%). De redenen liggen voor de hand. Sinds de piek van 10.6% in oktober 2022, matigde de algemene inflatie tot 2.6% vorige maand. De maatstaf die zuivert voor de volatiele energie- en voedingsprijzen bereikte de top in maart vorig jaar op 5.7% en halveerde tot 2.9%. In de allicht amper bijgewerkte voorspellingen blinkt aan de einder de 2%-doelstelling. Tegelijk zwalpte de Europese economie sedert het laatste kwartaal van 2022 en doorheen 2023 rond het groeinulpunt.
De echte vraag draait rond het verdere verloop, in eerste instantie tijdens de tweede jaarhelft. Maar wie van ECB-voorzitster Lagarde concrete toelichting tijdens de persconferentie verwacht, is er allicht aan voor de moeite. Ook hier bestaan goede redenen voor wat donderdagnamiddag waarschijnlijk een wedstrijdje trefbal wordt. Het momentum van disinflatie zwakte de afgelopen maanden stevig af. Anders gezegd: het makkelijke deel zit er meer dan op. De lage vergelijkingsbasis van vorig jaar verhindert een snelle terugkeer richting de 2%-doelstelling. Bij een (te) conservatieve maanddynamiek van 0.1% voor de rest van 2024 tikt enkel het hoofdcijfer de doelstelling in het najaar om er in de maanden daarna opnieuw van weg te lopen. In dit scenario eindigt kerninflatie 2024 in de buurt van 3%, diensteninflatie zelfs 4%. Dit laatste is zowel het gevolg van deze zogenaamde basiseffecten als van de aanhoudend forse loonstijgingen. Loononderhandelingen leverden het afgelopen kwartaal even veel op als het record van twee kwartalen eerder. Eenmalige (Duitse) factoren of niet, het is minstens een reden om waakzaam te blijven. Economisch doet Europa het sinds dit jaar onverwacht goed en vooruitkijkende indicatoren zoals de PMI’s suggereren meer van hetzelfde. Deze context maakt trouwens een groot verschil met alle voorgaande neerwaartse rentecycli toen de ECB telkens in volle crisismodus voor een ondersteunend (rente)beleid zorgde. Deze keer spreken we over de normalisatie van een restrictieve rente op een moment waar inflatie nog voor enige tijd boven 2% zal zweven. Tot slot is er de Fed. De ECB vertrekt steeds van de binnenlandse ontwikkelingen maar werkt uiteraard niet in een monetair vacuüm. Het strakke beleid van Washington dicteert willens nillens deels dat van Frankfurt.
Die verschillende bronnen van onzekerheid zijn nieuw noch onontdekt door de markt. Ze zorgden sinds de start van het jaar voor een scherpe renteherpositionering. Zodanig, ondertussen, dat beleggers na donderdag nog slechts één renteverlaging van 25 bpn dit jaar verwachten in december. Hoewel dat in de gegeven omstandigheden niet ondenkbaar is, maakt dit vooral het korte eind van de curve - en daardoor ook de euro - kwetsbaar voor een correctie lager. Iets ogenschijnlijk futiel als Lagarde die verdere renteverlagingen (meervoud) dit jaar niet uitsluit kan volstaan als aanleiding. De bodem onder de rest van looptijden is in principe beter beschermd. Het middensegment houdt rekening met een beleidsrente van uiteindelijk +/- 2.5%. We zien geen redenen voor de ECB om beneden dit neutrale niveau te duiken. Lange looptijden ervaren de rugdekking van een aantrekkende economie en dito inflatie(verwachtingen).