Pond botst op hoge technische hordes
De afgelopen tijd onderscheidde het Britse pond zich in positieve zin van de concurrentie. Een tweede poging in evenveel maanden tijd van EUR/GBP om zich begin mei boven 0.86 te nestelen mislukte. Het lokte een tegenbeweging uit. De munt heroverde ook heel wat van het verloren terrein tegenover de Amerikaanse dollar. Technisch bracht het weinig zoden aan de dijk. Meer zelfs, de aanwezigheid van belangrijke GBP-weerstandsniveaus in de buurt van EUR/GBP 0.85 en GBP/USD 1.27 lag verdere winsten in de weg. Dat, en een reeks minder overtuigende economische cijfers aan het eind van deze week. We gaan ervan uit dat het een correctie lager van het pond, binnen de gevestigde handelsbanden, inluidt.
Het pond nam nochtans een vliegende start. Winst op maandag en dinsdag kreeg woensdag een sterk vervolg na ontnuchterende inflatiecijfers. De Bank of England (BoE) ging eigenlijk all-in op de april-editie. Sterk negatieve basiseffecten zouden het algemene cijfer plots erg dicht in de buurt van de 2%-doelstelling brengen en desinflatie in onderliggende reeksen (kern- en diensteninflatie) in de verf zetten. De BoE hoefde in juni de voorzet tot renteverlaging van eerder deze maand dan maar binnen te tikken. Downing Street 10 keek toe van achter het hoekje. Lagere rentes en matigende inflatie? Laat maar komen, in de aanloop naar (zeg ondertussen maar vlak voor) de verkiezingen.
Het viel dik tegen. De trager dan verhoopte afkoeling in de overkoepelende reeks is nog enigszins aanvaardbaar (2.3% i.p.v. 2.1%). Maar kerninflatie (ex. voeding en energie) op 3.9% (van 4.2%) en prijsstijgingen in de dienstensector van 5.9%, nauwelijks minder dan de 6% vorige maand? De centrale bank stelt het met lede ogen vast, de regering beseft het en de markt weet het: een renteverlaging volgende maand is uitgesloten. Voor heel 2024 rekent de Britse geldmarkt nog op minder dan anderhalve knip. Het scheelt luttele basispunten, maar dat is zelfs een scherpere positionering dan in de VS. Diezelfde dag kondigt premier Sunak onder een weinig goeds voorspellende donkere hemel verkiezingsdag op 4 juli aan. Dat was veel vroeger dan verwacht (herfst). Diepgaande politieke analyses ten spijt, de man geeft er volgens ons simpelweg de brui aan. Een historische achterstand van 20 ppt op Labour en amper economische trofeeën om mee uit te pakken trekt niemand nog recht op enkele maanden tijd.
Sunak kreeg in de dagen erna overigens geen ongelijk. De belangrijke PMI-bedrijfsvertrouwensindicatoren (mei) wezen in Europa en de VS op een herstellende maakindustrie en (meer dan) robuuste dienstensector. Het Verenigd Koninkrijk deelde dat eerste maar ging er steviger dan verwacht op achteruit wat het tweede betreft. Daarbovenop stuurde de consument in april zijn kat naar Oxford Street. De Britse kleinhandel zag zijn omzet met 2% en meer kelderen. En in een indicator die naar het consumentenvertrouwen peilt, lezen we vanmorgen dat de koopkrachtcrisis de tanden nog niet helemaal lost. Er is beterschap op komst, dat wel. Maar voor Sunak en de conservatieven komt de kentering te laat.