Riksbank legt het hoofd op het kapblok
“Inflatie nadert de doelstelling terwijl de economische activiteit zwak is. De Riksbank kan daarom het monetair beleid versoepelen.” Soms moet je er niet veel woorden aan vuil maken. De Zweedse centrale bank zette vanmorgen voor het eerst sinds 2016 het mes in de rente. Er gaan 25 basispunten af, tot 3.75%. Als alles verloopt zoals Stockholm verwacht, dan knipt het in de tweede jaarhelft van het jaar nog twee keer in de rente.
De Zweedse renteverlaging valt niet uit de lucht. Waar de Riksbank eind vorig jaar (november) een finale renteverhoging niet uitsloot, trok ze in februari dit jaar de timing van een tegenoverstelde zet vooruit. Door enkele inflatiemeevallers sinds de novembervergadering speelde de centrale bank plots met het idee van een eerste renteverlaging in de tweede jaarhelft van dit jaar. In maart werd de zaak nog concreter: mei of juni. Een reeks belangrijke economische cijfers beslechtte uiteindelijk de discussie. Inflatie (CPIF) matigde in maart tot 2.2%. De graadmeter gezuiverd voor energie koelde af tot 2.9%. Beide vielen stevig onder de lat van de Riksbank uit. De van maart daterende inflatieprognoses (CPIF 2.3% in 2024, 1.9% in 2025) worden in juni naar alle waarschijnlijkheid neerwaarts herzien. De Riksbank merkt op dat het hoofdcijfer zelfs tijdelijk beneden de 2%-doelstelling kan uitvallen. Een onverwachte economische krimp in het eerste kwartaal van -0.1% kw/kw kreeg een teleurstellend vervolg met een erg zwak PMI-bedrijfsvertrouwen. Die combinatie houdt neerwaartse risico’s in voor de groeivooruitzichten.
De markt ging in verdeelde slagorde de beleidsvergadering tegemoet. Een grote minderheid ging ervan uit dat de Riksbank toch minstens zekerheid rond het beleid (lees: de eerste renteknip) van de ECB wilde. De Riksbank maakt haar reputatie van opportunist eens te meer waar. Maar deze keer treedt ze uit de schaduw van de ECB, recht in het licht. Dat ze daardoor de Zweedse munt opnieuw in het defensief duwt is een prijs die ze bereid is te betalen. De zwakke SEK is op dit moment enkel een reden om het beleid voorzichtig te normaliseren, niet om er mee te wachten. EUR/SEK nadert vandaag de voorlopige jaartop in de buurt van 11.8. Dat is minder dan 2% verwijderd van het SEK-dieptepunt in september vorig jaar. EUR/SEK tikte toen net niet 12 aan. Het haantje-de-voorstegedrag van de Riksbank is niet zonder risico’s. We gaan ervan uit dat de Europese Centrale Bank in juni wel degelijk de rente een eerste keer verlaagt. Maar de (noodgedwongen) stugge houding van de Fed beperkt de beweegruimte van de ECB minstens voor de rest van het jaar. Dit gebrek aan duidelijke, gecoördineerde monetaire versoepeling ligt een volgehouden herstel van de Zweedse munt voorlopig in de weg. Het is bijvoorbeeld tekenend hoe SEK de afgelopen maanden niet profiteerde, integendeel, van het nochtans gunstige risicoklimaat. De Riksbank legde met de eerste renteverlaging in de geavanceerde wereld het hoofd op het kapblok. Het wordt een moeilijke maar niet onmogelijke evenwichtsoefening om te vermijden dat het mes valt.