Zwitserse frank op de terugtocht?
Vorige week verlaagde de Zwitserse centrale bank (SNB) de rente ‘onverwacht’ met 25 bpn tot 1.50%. Dat zorgde voor veel beschouwingen op financiële fora. Was dit de eerste stap in de ‘onvermijdelijke’ globale monetaire normalisatiecyclus van de westerse centrale banken? De actie van de SNB leverde ook heel wat speculatieve overwegingen op in verband met de Zwitserse frank. De u-bocht zou bijna even onvermijdelijk een stevige correctie van de frank inleiden tegen zowat alle andere westerse munten inclusief de dollar, de euro en zelfs tegenover zijn laagrentend alter ego, de yen.
We vermoeden dat het niet zo zwart-wit is. Vooreerst doet de SNB wat andere zeggen dat ze (zullen) doen: ze voert een onafhankelijk beleid in functie van binnenlandse overwegingen. Als je de financiële en monetaire variabelen al jaren op orde hebt en over voldoende geloofwaardigheid beschikt, heb je ruimte voor een afwijkend monetair pad, zelfs t.o.v. de Fed. De inflatiegeloofwaardigheid van de SNB kan je moeilijk in vraag stellen. De SNB definieert prijsstabiliteit als inflatie binnen een band van 0% tot 2%. Het gemiddelde sinds 2000 bedroeg 0.6% J/J. Waar veel landen het niet erg vinden dat een iets zwakkere munt nu en dan voor wat competitieve ademruimte zorgt, is een sterke frank deel van het Zwitsers monetaire businessmodel. Een lage inflatie/binnenlandse kostendruk en een sterke munt gaan hand in hand. Als het intern kostenpeil pakweg 2% lager ligt dan bij de handelspartners, mag de munt 2% appreciëren zonder aan competitiviteit te verliezen. Bijkomend voordeel is dat door die sterke munt ook de binnenlandse koopkracht wordt afgeschermd van oplopende invoerprijzen. Misschien niet de gemakkelijkste weg, maar het zorgt voor stabiliteit, zowel voor bedrijven als consumenten.
Sinds begin 2021, was er echter een ‘overshoot’. Het cumulatief inflatieverschil tussen de EMU en de Zwitserland bedroeg ongeveer 11% en dat werd meer dan gecompenseerd door een appreciatie van de frank (+/- 15%). Zolang de inflatie boven de doelstelling lag, kwam dat de SNB goed uit. Ondertussen is die inflatie wel comfortabel teruggekeerd binnen de doelzone en de SNB verwacht dat dit de volgende drie jaar zo blijft. Met dit in het achterhoofd kregen bedrijven die klagen over competitiviteitsverlies ook meer gehoor. De rente wordt verlaagd en de SNB geeft aan dat ze in de wisselmarkt kan tussenkomen. Deze keer om, indien nodig, een te forse reële (gecorrigeerd voor inflatie dus) appreciatie van de frank af te remmen.
De frank zal het debat binnen de SNB nog wel even domineren. Indien die (te) sterk blijft, is een volgende renteknip in juni best mogelijk. De vraag van een miljoen is natuurlijk op welk niveau de frank (voor de SNB) niet meer te sterk is? In dit soort PPP (Purchasing Power Parity) waarderingsoefening is het startpunt van groot belang. Wij nemen begin 2021 (de vooravond van de monetaire omslag). In die hypothese is de ‘overschoot’ van CHF appreciatie aan EUR/CHF 1.00 al (meer dan) uitgeveegd. Een iets forsere tegenbeweging in de zwakkere richting is nooit uitgesloten. Toch gaan we er vanuit dat de SNB boven EUR/CHF pariteit niet te agressief meer aanstuurt op een verdere verzwakking van de munt. De zone EUR/CHF 1.00/1.01 (zie grafiek) is ook technisch een stevige steun voor de frank. Als de inflatievoorspelling van de SNB klopt, betekent een nominale stabilisatie dan de facto ook een reële depreciatie. Dat geeft Zwitserse bedrijven geleidelijk ook opnieuw ademruimte.