Inflatie: glas eerder halfvol dan halfleeg.
In een week met tot nu weinig inspirerend nieuws zouden nationale EMU-inflatiecijfers en de Amerikaanse PCE-deflators meer duidelijkheid brengen over het disinflatieproces en dus over de timing van de start van de monetaire versoepeling. De boodschap van de cijfers was duidelijk. De marktreactie vertelde vooral iets over de marktpositionering.
Eerst de cijfers. Zoals op voorhand perfect kon worden berekend daalde de jaar-op-jaarinflatie (HICP) in februari fors omwille van zogenaamde basiseffecten (hoge maandcijfers vorig jaar vallen uit de vergelijking): Spanje 2.9% van 3.5%, Frankrijk 3.1% van 3.4%, Duitsland 2.7% van 3.1%. De maandcijfers vertellen echter een ander verhaal: Spanje +0.4%, Duitsland +0.6%, Frankrijk zelfs +0.9%! Die maanddynamiek wordt dikwijls bepaald door specifieke (institutionele) factoren, maar is overduidelijk niet in overeenstemming met 2% inflatie. Vooral de korte Europese rentes gingen gisteren aanvankelijk tot 5 bpn hoger. Het sentiment wijzigde na de middag in de VS. PCE-deflators (januari) zijn een andere statistische inflatiebenadering dan CPI, maar wel de voorkeurmaatstaf van de Fed. De deflators bevestigden de CPI-inflatiecijfers van eerder deze maand: algemene inflatie +0.3% m/m, kern +0.4% m/m. Ook deze cijfers geven geen garantie dat inflatie op schema zit om blijvend de 2%-doelstelling te halen. De Amerikaanse rentemarkten hadden echter een andere insteek. Na de opwaartse CPI- verrassing en herhaalde waarschuwingen vanuit de Fed dat er geen reden is om snel van stapel te lopen, was er ruimte voor een beperkte rente-ontspanning nadat een nieuwe verrassing uitbleef. Een short squeeze heet dat in vakjargon. In een iets breder perspectief blijft de moraal dat er zowel voor de Fed als voor de ECB weinig reden is om de rente voor juni te verlagen. De risico’s verbonden aan een te snelle start blijven groter dan die van een maandje uitstel.
What’s next? Het inflatiebeeld is uitgeklaard: disinflatie verloopt tot nader bericht te traag. Volgende week kijken we uit naar de ECB-beleidsvergadering inclusief nieuwe lange termijn inflatievooruitzichten. Het zou ons verbazen dat die inflatie snel blijvend beneden 2% zien. In december stelde de ECB naast 2.7% dit jaar, 2.1% in 2025 en 1.9% in 2026 voorop. Als het inflatiebeeld vastligt, moet eventuele verdere herpositionering komen van de activiteitsdata. Als die sterk blijven kan de eerste stap worden uitgesteld. Het ISM-bedrijfsvertrouwen in de VS is deze namiddag een eerste ijkpunt. Er is waarschijnlijk een stevige opwaartse verrassing nodig om de rente hoger te duwen van de huidige niveaus . Een status quo/parallelle ontwikkeling van de Europese en de Amerikaanse rentemarkt is waarschijnlijk ook niet van aard om EUR/USD op korte termijn uit zijn 1.07/1.09 hypnose te halen.