Toch nog een ‘contrarian’?
Centrale bankiers van zowat alle ontwikkelde economieën bevinden zich in een overgangsfase. De opwaartse rentecyclus is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid beëindigd. Nu is het zoeken naar de juiste start en het tempo van de versoepelingscyclus. Een bekommernis daarbij is dat de markt niet te hard van stapel loopt. Een te snelle daling van de marktrentes kan het desinflatieproces afremmen voordat de doelstelling echt bereikt wordt. Een oefening verwachtingsmanagement dus. Sommige CB’s spreken daarom het woord renteverlaging nog niet formeel uit. Ze bestuderen nog hoe lang de rente restrictief moet blijven. Een enkeling (bv. de Reserve Bank of Australia) houdt de optie van een ‘laatste’ bijkomende verhoging nog even open. De markt beschouwt dit als niet meer dan tactische communicatie en prijst hoe dan ook al renteverlaging in. De timing kan verschuiven in functie van de data. Er is sinds kort echter een opvallende uitzondering: de Reserve Bank of New Zealand (RBNZ).
In lijn met de bovenvermelde ‘filosofie’ verdisconteerde de geldmarkt begin dit jaar een eerste renteknip in mei, ook al gaf de RBNZ in haar laatste beleidsrapport aan dat de rente nog kon worden verhoogd als de inflatie te lang te hoog blijft. Voor de RBNZ zou het ook minstens tot H1 2025 duren alvorens er ruimte zou komen om de rente te verlagen. Voor de markt zou de combinatie van een ondermaatse groei (laatste cijfer -0.3% kw/kw in Q3 en nauwelijks groei of mogelijk contractie in Q4 en Q1 dit jaar) en een geleidelijke afkoeling van de inflatie (0.5% kw/kw en 4.7% j/j in Q4) de RBNZ doen capituleren. Recente commentaren van voorzitter Orr en andere raadsleden volgen echter een andere logica. Vooreerst blijft 4.7% inflatie ver van 2.0%. Bovendien legt de RBNZ zich in de eerste plaats toe op het behalen van haar inflatiemandaat, niet op het op peil houden van de groei. Meer nog, de combinatie van lage groei maar tegelijk een aanhoudend hoge tewerkstelling kan zich vertalen in lage productiviteit. Ceteris paribus bestendigt dit inflatie. De RBNZ houdt bovendien ook de bevolkingstoename in haar achterhoofd. Het hernemen van de immigratie na corona zorgt niet enkel voor bijkomend arbeidsaanbod, maar ondersteunt ook de vraag. Vooral de bouw en woningmarkt ondervindt hierdoor aanhoudende prijsdruk. De volgende RBNZ-beleidsvergadering heeft plaats op 28 februari. Blijft het bij blaffen of gaat de RBNZ ook echt bijten? Een grote lokale bank houdt alvast rekening met verdere renteverhogingen tot 6.0% voor de zomer. Nieuw-Zeeland is een kleine economie in een specifieke context (belang van migratie). Toch blijft het een interessante testcase. Ook andere landen/regio’s kunnen te maken krijgen met zwakke groei en tegelijk lage productiviteit die inflatie langer hoog houdt dan verhoopt.
Nog even naar de kiwi dollar. Die profiteert (voorlopig?) maar beperkt van rentesteun aan het korte eind van de curve. In de marktcommentaren bots je hier op de kwalificatie ‘policy error’. Volgens de marktinschatting leidt een aanhoudend strak(ker) beleid onvermijdelijk tot een recessie die de RBNZ zal dwingen om de rente dan toch versneld (bv. na de zomer) te verlagen. Nog maar eens een illustratie hoe marktlogica en financieel-economische logica soms behoorlijk ver uit elkaar kunnen lopen.