Olieprijs op hoogste niveau sinds oktober
Het olie-exporterende kartel genaamd OPEC+ besliste gisteren om de huidige productiebeperkingen in voege te houden. Tot minstens aan de junivergadering gaat het over ruwweg twee miljoen vaten per dag. De op voorhand getelefoneerde beleidskeuze was geen verrassing maar wel een goede aanleiding om het recente parcours van de olieprijs onder de loep te nemen.
Net zoals zijn geelblinkende evenknie doet het zwarte goud het in 2024 voorlopig erg goed. Aan de start het nieuwe jaar noteerde een vat ruwe Brentolie (het mondiale ijkpunt) aan iets meer dan $75. Drie maand later kroop de prijs ongeveer 20% hoger tot net geen $90 gisteren, het hoogste peil sinds eind oktober. Dat is zeker deels het resultaat van het OPEC+-beleid. Onder leiding van Saudi-Arabië houdt het een kunstmatige krapte op de markt in stand. De reden is simpel: volgens een recente schatting van het IMF heeft Saudi-Arabië een olieprijs van ongeveer $85 nodig om een ontsporend budget in evenwicht te brengen. Het koninkrijk is in volle omwenteling richting een toerisme-geïnspireerde economie. Oekraïense aanvallen op Russische raffinaderijen de afgelopen weken en de bemoeilijkte doorgang langs het Panama- en Suezkanaal versterken het prijseffect langs de aanbodzijde.
De Verenigde Staten spelen een belangrijke rol aan de vraagkant. De economische motor slorpt er aanzienlijke hoeveelheden olie op. En dan is de overheid nog niet eens echt begonnen met het aanvullen van de strategische reserves. Abstractie gemaakt van het dal in 2023, noteren die voorraden aan het laagste niveau sinds 1983. China laat het momenteel afweten maar is misschien wel voorbij het dieptepunt. Op basis van de soms stevig opwaarts herziene PMI-bedrijfsindicatoren (maart) van de afgelopen dagen geldt voor Europa stilaan hetzelfde.
Een en ander zorgde voor een stemmingswissel bij het Internationaal Energieagentschap (IEA). Dit consumenten-equivalent van OPEC trok midden maart de vraagverwachtingen op en schat in dat het oliekartel de productieknip tot in de tweede jaarhelft verlengt. IEA ziet voor dit jaar nu een olietekort i.p.v. -overschot.
De stijgende olieprijzen hebben potentieel belangrijke consequenties. De bredere drager “energie” droeg het afgelopen jaar substantieel bij tot de disinflatie. Dit was het gemakkelijke deel van het proces. Het effect verkleint echter maand na maand. Als de olieprijs nog maar stabiliseert rond de huidige $90/vat, dan wordt de bijdrage in de jaar-op-jaarvergelijking van inflatie voor een groot deel van 2024 zelfs opnieuw positief. Dan hebben we het nog niet over het doorsijpelen ervan naar onderliggende componenten waar de prijzen op vandaag voor veel centrale banken, de Fed en ECB in het bijzonder, nog steeds té snel stijgen. De boodschap van het Amerikaanse ISM gisteren komt daardoor des te meer binnen. De maker van de gelijknamige toonaangevende bedrijfsvertrouwensindicatoren ziet na een sterke terugval van de inputprijzen in maart nog weinig ruimte voor een verdere daling binnen de dienstensector, omwille van oplopende brandstofkosten. Goed om weten: Amerikaanse diensteninflatie fluctueert al sinds september 2023 tussen 4.9 en 5.2%. In Europa stabiliseert ze sinds november op 4%.