De MNB bijt in het zand
Nergens in Europa bepaalt de munt het doen en laten van een centrale bank meer dan in Hongarije. De Hongaarse monetaire autoriteit (MNB) maakte in februari gebruik van de sneller dan verwachte desinflatie en de relatieve rust rond de forint: ze trok het normalisatietempo tijdelijk op van 75 tot 100 basispunten. Budapest is hardleers. De HUF riep de centrale bank nog niet lang geleden al meermaals op het matje. Eerst in mei 2022, toen de MNB terugschakelde naar renteverhogingen van 50 bpn. Te weinig. En dan nog eens in september van dat jaar, bij de aankondiging van het einde van de monetaire verstrakking. Te vroeg. En in februari dit jaar viel de versoepelingsdrang van de MNB opnieuw slecht bij de forint. Buitenlands (regering vs EU) en lokaal (regering vs centrale bank) gekissebis besmeurt de al tanende reputatie van de forint nog meer.
EUR/HUF trok in geen tijd van <390 richting de symbolisch belangrijke 400 midden maart. Een gealarmeerde MNB verlaagde gisteren de rente dan maar weer met 75 basispunten, tot 8.25%. En obv de tekst en uitleg door vicevoorzitter Virag nadien, wordt dat in het komende kwartaal “slechts” 50 basispunten. De 180°-bocht is een direct gevolg van de hernieuwde HUF-zwakte. Het argument overtreft alle andere die zonder de forint als spelbreker de case voor 100 basispunten op z’n minst niet tegenspraken. Daaronder valt de neerwaartse bijstelling van de groei en inflatie voor dit jaar en de aanhoudend gunstige driemaands dynamiek in de onderliggende prijsindicatoren. Belangrijke kanttekeningen hierbij zijn wel dat het jaarcijfer voor kerninflatie vanaf de tweede jaarhelft zal stabiliseren op 4.5-5%. Op dat moment zal ook het algemene cijfer (momenteel 3.7%) omwille van basiseffecten weer opspringen. De forint kan de voorzichtige aanpak van de centrale bank wel pruimen maar oogt vanuit technisch perspectief nog steeds bijzonder kwetsbaar. Een terugkeer van EUR/HUF richting 380 creëert wat ademruimte maar vinden we niet evident. Want hoe lang zal de MNB de verleiding dán weerstaan?
We zwerven om naar het hoge noorden. Stockholm. De Riksbank liet vanmorgen de rente onveranderd op 4%. Nu nog. In mei verlaagt ze de rente waarschijnlijk een eerste keer (25 bpn). Officieel kan juni ook nog maar dat beschouwen we als een pro forma addendum. Daarna kan het stelselmatig richting 3%+ in 2025kw1. Het is een grote verschuiving tov de stabiel (zelfs lichtjes hoger) geprojecteerde rente van in november. Aan de basis ligt … Ja, wat eigenlijk? De Riksbank ruilde een verwachte 0.2% groeikrimp voor dit jaar in voor 0.3% expansie. In 2025 en 2026 trekt de economie aan met 1.9% en 2.4%. De werkloosheidgraad daalt vanaf de huidige 8.5% systematisch. De inflatievooruitzichten (CPIF) werden opgetrokken voor 2025 zodat de 1.9% dat jaar het “dieptepunt” in de beleidshorizon voorstelt. Maar de Riksbank heeft vertrouwen in het proces en klinkt minder bezorgd over de opwaartse risico’s of ontsporende verwachtingen. En dus mag het monetair beleid minder restrictief. De Zweedse kroon verslikte zich even in wat knäckebröd bij het zien van het nieuwe rentepad. EUR/SEK steeg door naar een nieuwe jaartop rond 11.51 maar botste daar op weerstand van het 200-daags voortschrijdend gemiddelde. De opwaartse trend sinds 2024 blijft in stand en bakent voorlopig het handelsterrein van EUR/SEK af.