EU economie houdt voorlopig goed stand
De Europese economische activiteit houdt goed stand in maart. Die conclusie trekken we uit de PMI-bedrijfsvertrouwensindicatoren van deze morgen. Die Europese weerbaarheid verraste sommigen in de markt. Zij hielden er rekening mee dat de Oekraïense oorlog stevig(er) in het sentiment zou hakken. Die inschatting was toch niet helemaal juist.
De Europese private sector groeide in maart goed door. Het algemene (‘composite’) cijfer kalfde af van 55,5 tot 54,5 maar dat was minder dan de verwachte 53,8. Een cijfer boven 50 wijst op een economische expansie. De wegen van dienstensector en maakindustrie liepen wel wat verder weg van elkaar. Die laatste kampt met steeds meer hindernissen (indicator valt terug van 58,2 tot 57). Sommigen zijn ondertussen goed gekend. Personeelstekorten en voortdurende aanvoerproblemen. De laatste worden, vooral voor Duitsland, verergerd door de recente lockdowns in China en hinderen de productie. Daar komen sinds kort de oorlog en de internationale sancties bovenop. Het draagt bij tot (vrees voor) materiaaltekorten en creëert onzekerheid die nu al weegt op de vraag. Bestellingen vanuit het buitenland daalden bijvoorbeeld voor het eerst in 21 maanden. Het sentiment in de dienstensector viel minder hard terug, van 55,5 tot 54,8. Dat is in hoofdzaak dankzij de opheffing van de laatste Covid-restricties die onder meer het toerisme aanwakkerden.
Er zijn wel belangrijke gemeenschappelijke trends. De productieverwachtingen voor het komende jaar doken lager, tot het laagste niveau sinds november 2020 in de dienstensector. Het optimisme in de verwerkende nijverheid kelderde tot het niveau van mei 2020. Dit is waarschijnlijk minstens deels een Pavlov-reactie op het uitbreken van de oorlog. En dan inflatie. De verkoopprijzen braken in maart het nu voormalige record van februari. Bedrijven beschermen daarmee hun marges die onder druk staan van nog scherper opgelopen grondstofprijzen, fors duurdere energie en stijgende loonkosten. S&P Global verzamelde in Frankrijk anekdotisch bewijs van bedrijven die bestellingen vooruit in de tijd brengen omdat ze anticiperen op verdere prijsstijgingen. Of nog: de inflatieverwachtingen in de reële economie lopen op.
De verbale bocht van de ECB in februari, geformaliseerd in maart, komt met andere woorden niets te vroeg (misschien zelfs te laat?). De netto-obligatieaankopen stoppen na de zomer. De optie om in het derde kwartaal van dit jaar alsnog overheidsobligaties op netto-basis aan te kopen is niet aan de orde: zelfs in de meest sombere voorspellingen gaat de ECB nog uit van 2,3% groei dit jaar. De markten trekken alvast hun conclusies. Geldmarkten trekken de renteverwachtingen lichtjes op, de Europese 2j.-swaprente zet een nieuwe cyclische top boven 0,40% terwijl de hersteltop van amper twee dagen geleden in de tienjarige variant rond 1,13% alweer onder druk staat. De euro testte EUR/USD 1,10 maar ontbreekt panache. Het kwetsbaar risicosentiment – beurzen onder lichte verkoopdruk – speelt wellicht parten.