Bank of Japan: last man standing
De meeste centrale banken veranderden het geweer van schouder. Inflatie stijgt met stip op de prioriteitenlijst ten koste van groeiondersteuning. De ene maakt die bocht met iets meer overtuiging (Fed) dan de andere (Bank of England, ECB). Er is echter één notoire uitzondering: de Bank of Japan (BoJ). Die laat de inflatiehype aan zich voorbij gaan. Op de beleidsvergadering vorige week vrijdag bleef alles bij het oude en in de BoJ-communicatie vinden we geen aanwijzing over een nakende bocht.
Eerst de monetaire stand van zaken. De beleidsrente blijft -0.1%. Via de aankoop van obligaties houdt de BoJ de 10-j rente nabij 0.0%. Ze laat hierbij een fluctuatie van +/- 0.20 procentpunten toe. Ze blijft ook aandelenfondsen (ETF’s) en vastgoedcertificaten (J-REIT’s) kopen. Een programma voor aankoop van Commercial Paper en bedrijfsobligaties wordt wel teruggeschroefd tot pre-coronaniveaus.
Het economisch beeld blijft fragiel. De crisis in Oekraïne zorgt voor wereldwijde economische onzekerheid en Japan hinkte al achterop in het herstel. Zoals in andere landen in de regio remt de omikronvariant de binnenlandse vraag nog steeds af. Exportvolumes trekken verder aan al spelen aanbodbeperkingen nog steeds een rol. De impact van corona op de binnenlandse vraag zal ook in Japan afnemen. De BoJ merkt wel op dat de ondersteuning van de vraag vanuit de arbeidsmarkt (tewerkstelling en lonen) zwak is. De hogere energieprijzen als gevolg van de crisis in Oekraïne zijn een forse externe schok/belasting voor de economie als geheel en voor het beschikbaar inkomen van de gezinnen in het bijzonder.
Dat brengt ons bij inflatie. Die bedroeg in februari nog steeds slechts 0.90% j/j. De kerninflatie (zonder verse voeding) die de BoJ in het oog houdt, kwam uit op 0.6% j/j. Naar verwachting zal de Japanse inflatie in april boven 2.0% gaan. Die stijging is echter vooral het gevolg van een technisch basiseffect (verlaging van telecomtarieven vorig jaar valt uit de vergelijking) en van hogere energiekosten. Zeker die laatste is niet het soort inflatie dat de BoJ al lang nastreeft. Voorzitter Kuroda was dan ook heel duidelijk dat dit geen reden is om het ultra-soepel beleid bij te sturen. De kans is groot dat de BoJ in haar toekomstige inflatiecommunicatie vooral de nadruk zal leggen op de engere kerninflatie (zonder voedsel en energie). Die kleurde in februari nog steeds dieprood (-1.0% j/j).
De Japanse yen kon recent zijn rol van veilige haven bij (financiële) onrust niet meer waarmaken. Het renteverschil met de VS (en de rest van de wereld) wordt heel groot en de wisselmarkt pikte het thema op van de grondstoffengevoeligheid van de Japanse economie. De breuk van USD/JPY boven het belangrijk technisch niveau van 118.66 (top eind 2016) illustreerde het tanend vertrouwen in de yen. Kuroda zei dat de economie per saldo beter af is met een zwakke dan met een sterke yen, ook al versterkt dit de prijsstijging van ingevoerde grondstoffen. Eventuele wisselkoersinterventies zijn geen bevoegdheid van de BoJ maar van het Ministerie van Financiën. Bij die laatste waren er recent wel tekenen van bezorgdheid over de snelle verzwakking van de yen. Verbale interventies kunnen toenemen als USD/JPY de psychologische kaap van 120 overschrijdt. Het verleden leert dat het voor Japan moeilijk is om de bakens op de wisselmarkt tegen de economische en monetaire (fors rentenadeel) fundamenten in te verzetten. ‘Echte’ interventies zijn waarschijnlijk pas aan de orde wanneer de yen snel verzwakt beneden de ‘dieptepunten’ van 2014/2015, in concreto de zone USD/JPY 123.76/125.86.