Europese groei verzandt
Europese PMI-enquêtes vertellen al enkele maanden een harde waarheid. Daar kwam in november weinig verandering in. Iets minder slecht dan in oktober en iets beter dan gevreesd is de optimistische insteek. Een zesde opeenvolgende maand van krimpende activiteit en technische recessie voor de tweede jaarhelft van dit jaar is de realistische kijk.
De allesomvattende PMI steeg van 46.5 tot 47.1 (vs 46.8 verwacht) en blijft ver beneden het 50-niveau dat economische groei van contractie scheidt. De subreeks voor de exportgerichte verwerkende nijverheid steeg van 43.1 tot 43.8 (vs 43.5) en noteert nu al sinds juli van vorig jaar “onder water”. Het cijfer is wel het minst zwakke sinds mei. De deelreeks voor de binnenlandse diensteneconomie veerde op van 47.8 tot 48.2 (vs 48.1), maar blijft een vierde opeenvolgende maand beneden het groeischarnier.
Ondervraagde aankoopdirecteurs klaagden opnieuw steen en been over dalende nieuwe bestellingen. Die zijn al sinds juni voornaamste oorzaak van de malaise, al vertraagde in november het tempo van de terugval. Effectieve output aan de productiepoorten of in de dienstensector viel ook terug omdat bedrijven al een tijdje achterstallig werk inhaalden en omdat ze omwille van onzekerheid over de toekomst hun inventarissen tot kritieke niveaus terugschroefden. Om die laatste reden blijven aankopen van grondstoffen beperkt tot het hoogst noodzakelijke, met als enige voordeel dat (aanbod)toevoerkettingen weer gesmeerd lopen. In de exportsector naderen we waarschijnlijk wel het punt waarop er een soort van organische groei zal ontstaan om te kunnen voldoen aan bestellingen. Voor het eerst in bijna drie jaar tijd gingen er netto banen verloren. Marginale jobcreatie in de dienstensector kon de zwaarste afdankingen in de maakindustrie sinds augustus 2020 niet compenseren. Bovendien suggereert de teneur van de PMI’s dat vanaf volgende maand ook in de dienstensector banen op de tocht zullen staan. De tanende groei vertaalt zich voorlopig nog niet in aflatende prijsdruk. Die komt volledig op conto van de dienstensector waar meer dan gemiddelde loonstijgingen voor hogere kosten zorgen bij bedrijven die zich op hun beurt vertalen in een duurder prijskaartje voor de eindconsument.
De marktreactie zegt veel over het lot van de rentecorrectie lager sinds eind oktober. Tot vorige week waren zo’n zwakke cijfers voldoende reden om rentes nog lager te duwen in anticipatie op relatief snelle beleidsrenteverlagingen door Fed en ECB om de economie bij te staan tijdens haar zachte landing. Vandaag noteren Europese rentes op dagbasis marginaal hoger. De reactie sterkt ons vermoeden dat het correctiepotentieel op de rentemarkt uitgeput raakt. We vrezen dat markten de daadkracht van centrale bankiers in de inflatiestrijd nog steeds onderschatten. Zeker in Europa kan de ECB met haar beleidsrente van “amper” 4% weinig kanten op. De euro handhaaft zich net boven 1.09 tegen de dollar en heeft 1.0960-weerstand nog steeds in het vizier.
Mathias Van der Jeugt, KBC Marktenzaal