Rentes luiden technische alarmbellen
We zijn op dit ogenblik bevoorrechte getuige van de symbiose tussen fundamentele en technische analyse. Het fundamentele nieuws kwam vorige week met de Fed-beleidsvergadering. Een beleidsrente van minstens 5% tot eind 2024 kon zelfs de laatste twijfelaars over de streep trekken. De inflatiestrijd primeert, groeivertraging of niet. Het hoofdstuk ongebreideld monetair versoepelen met startpunt de financiële crisis en climax de pandemie is definitief afgesloten. Acroniemen zoals ZIRP, NIRP, QE en T(R)INA zijn dood en begraven. Het nieuwe rentenormaal is een terugkeer naar het oude normaal zoals we dat kenden voor 2008.
Reële rentes voeren sinds vorige week de forcing. Ze bepalen het ritme op wissel- en aandelenmarkten. De hogere reële rente is in de eerste plaats een uiting van hogere toekomstige evenwichtsrentes (bij maximale tewerkstelling, 2% inflatie en trendgroei). Stijgende neutrale rentes en krappere liquiditeit zorgen aan het lange eind van de rentecurve voor hogere risicopremies: inflatierisicopremie, tijdswaarde, kredietrisicopremie, … ze zijn allemaal terug van weggeweest. De Amerikaanse 10j reële rente brak door de cyclische top en steeg tot het hoogste niveau sinds 2007 (>2.15%). Ze brengt de nominale rente boven de 2022-top en voor het eerst in 15 jaar boven 4.5%. Europese rentes schaduwen de beweging. De Duitse rentes slopen de cyclische toppen. De Duitse reële rente (0.35%) heeft nog een eind te gaan tot de pre-2008 niveaus (1.5%) en suggereert nog stevig opwaarts potentieel. Koppig hoge inflatie dwingt Europa en de ECB op het pad van de VS en de Fed. De Europese swaprentecurve bevindt zich sinds gisteren voor looptijden van 2 tot en met 30 jaar boven 3%. Ook hier praten we over tussen- eerder dan eindstation en zijn renteniveaus van 4%(+) meer uiting van het nieuwe/oude normaal.
Beurzen zitten met de daver op het lijf. De stijgende reële rentes zetten waarderingen onder druk. Zowel in de VS als in Europa testen de belangrijkste indices cruciale steunniveaus. Een breuk lager verslechtert het technische beeld en suggereert extra verliezen. Specifiek kijken we naar de neklijn vaan een grote dubbeletopformatie in de Amerikaanse S&P 500 (4335) en Nasdaq (13 162). De EuroStoxx50 sloot gisteren al onder het zijwaartse handelskanaal tussen grosso modo 4200 en 4500 dat al sinds maart standhoudt.
De rentesteun en risicoaversie duwen de dollar naar nieuwe jaartoppen. Op handelsgewogen basis (DXY) noteert de greenback voor het eerst sinds november van vorig jaar boven 106. De volgende weerstand ligt op 107.18 en 108.97, respectievelijk 50% en 62% herstel op de daling van september 2022 tot juli dit jaar. EUR/USD verliest 1.0634/11. Gelijkaardige technische referentieniveaus als in DXY zijn 1.0406 (50%) en 1.0201 (62% herstel). Aan de Europese kant van de vergelijking spelen oplopende kredietrisicopremies voor landen als Italië in het nadeel van de Europese eenheidsmunt. Het renteverschil tussen Italië en Duitsland bedraagt voor het eerst sinds mei meer dan 190 basispunten. Het Britse pond heeft het in de huidige marktomstandigheden traditioneel lastiger dan de euro. Voor een tweede dag op rij staat de 0.87-weerstand onder druk. Een breuk hoger opent een nieuwe handelsband tussen grosso modo 0.87 en 0.90.
Mathias Van der Jeugt, KBC Marktenzaal