Een verhaal van twee PMI’s
De maandelijkse vinger aan de economische pols toont in april de grootste spreidstand tussen een krimpende exportgerichte verwerkende nijverheid en een boomende binnenlandse dienstensector sinds begin 2009. Samengevoegd stijgt het PMI-vertrouwen onverwacht voor een 6e maand op rij, van 53.7 tot 54.4, tot het hoogste niveau sinds mei 2022.
Eerst het slechte nieuws. De PMI in de maakindustrie zakt van 47.3 tot 45.5, het laagste niveau sinds mei 2020. De PMI bevindt zich al sinds juli van vorig jaar beneden het 50-niveau dat groei in de sector van contractie onderscheidt. Op nationaal niveau zorgde een forse daling in Frankrijk - gelinkt aan de protesten tegen de pensioenhervorming - voor een extra vertekening. Productie viel opnieuw terug na twee maanden van marginale groei omdat bedrijven het meeste achterstallige werk ondertussen hebben weggewerkt. Ze verkopen ook uit inventaris. Daarbovenop staat de sterkste daling in nieuwe bestellingen sinds eind vorig jaar. Tewerkstelling in de sector viel terug tot traagste peil in meer dan twee jaar tijd. De inputprijzen namen voor een tweede maand op een rij af en aan het scherpste niveau sinds mei 2020 dankzij een combinatie van lagere energieprijzen, een zwakkere eindvraag en vlotte doorstroom in de internationale toevoerketting. Hierdoor verschuift de onderhandelingsmacht van de verkoper van de grondstoffen naar de koper. Voor de eindconsument stijgen de prijzen nog marginaal.
Gelukkig voor onze Europese economie maakt de dienstensector een veel groter deel uit van het BBP (+- 75-80%). De PMI in de dienstensector steeg van 55 tot 56.6, het hoogste niveau sinds april vorig jaar. Details zijn ook een pak rooskleuriger. Nieuwe bestellingen en achterstallig werk in de sector lopen verder op en zorgen voor de sterkste tewerkstellingstoename in de sector sinds juli 2007. Hogere personeelskosten zijn de voornaamste drijver van nog steeds toenemende inputkosten. De prijstoename voor de eindconsument was de minst sterke in iets meer dan een jaar tijd, maar dient iets meer perspectief. In de twintig jaar voor de Covid-pandemie stegen de prijzen nooit zo sterk. Ook de verwachtingen voor de volgende 12 maanden blijven positief.
Voor markten (en de ECB) is het tweede verhaal het belangrijkste. De Europese centrale bank heeft haar lot verbonden aan onderliggende kerninflatie (dienstensector) en is bijzonder gevoelig aan loondruk. De PMI’s schetsen een beeld waarin de recessievrees van deze winter opnieuw wat verder achter ons ligt en de economie haar onverwachte veerkracht etaleert. Niet-aflatende prijsdruk laat de ECB tegen die achtergrond weinig andere keuze dan haar inflatiekruistocht voort te zetten. De notulen van de maartvergadering toonden gisteren nog dat inflatie vanuit ECB-ogen een veel groter gevaar vormde dan de turbulentie rond financiële stabiliteit vorige maand. De marktreactie na de PMI’s is eerder ingetogen. Europese rentes stijgen marginaal aan het korte eind en de euro herstelt van de dagbodems. Miskijk u er vooral niet op. De kans op een nieuwe renteverhoging met 50 basispunten in mei – ons voorkeurscenario, maar nog niet in markten verdisconteerd – is na vandaag weer serieus toegenomen.
Mathias Van der Jeugt, KBC Marktenzaal