Powell deelt de markt vroege Sinterklaas uit
Witgrijs haar. Voor het overige hebben Sinterklaas en de voorzitter van de Federal Reserve weinig gemeen. De markten zijn het daar waarschijnlijk niet mee eens. De toespraak van Jerome “Jay” Powell gisteren, zijn laatste vóór de Fed-beleidsvergadering op 14 december, was voor hen niet minder dan een vroeg geschenk van de goedheilig man.
De Fed streeft naar een inflatie van 2% op de middellange termijn. Afhankelijk van de gebruikte maatstaf, loopt het werkelijke prijspeil drie tot bijna vier keer zo snel op. De centrale bank nam ondertussen al actie in de vorm van 375 bpn aan renteverhogingen tot 3,75-4%. Er volgen er nog maar Powell wilde (of kon) gisteren niet meer kwijt dan wat hij begin november de wereld instuurde. Hij verwacht dat de Fed de rente “ietwat” hoger optrekt dan wat de mediaanvoorspelling in september vooropstelde (4,50-4,75%). De markt interpreteert die “ietwat” als niet meer dan één reguliere renteverhoging met 25 bpn tot 5%. Wij hebben 5,25-5,50% in de boeken staan. Alleen tijd zal uitwijzen wie gelijk heeft. Tot dan bieden de maandelijkse economische cijfers telkens een tussentijdse stand van zaken. Ze zijn van groot belang, niet in het minst voor de Fed die, omwille van de uitzonderlijke onzekerheid, er zich meer dan ooit door laat leiden. Powell bezorgde een soort checklist met vier randvoorwaarden die vervuld moeten zijn én blijven voor een terugkeer naar 2% inflatie.
Allereerst moet de economie stevig vertragen tot beneden haar langetermijntrend om de vraag-en-aanbodbalans te herstellen: . Ten tweede moet er beterschap komen in de logistieke en meer algemene aanbodproblemen. Dit helpt om de goedereninflatie in te tomen: . Drie: kosten van huisvesting, zoals huur, moeten drastisch lager. Omdat huurcontracten vaak meerdere jaren bestrijken loopt het inflatoir effect bij een prijsaanpassing in geval van hernieuwing langer door dan gewoonlijk. Maar Powell put moed uit de recente evolutie waarin huurinflatie flink terugviel. , dus. Tot slot: afkoelende diensteninflatie. Het gaat hier over alles, gaande van horeca over onderwijs tot de gezondheidszorg, behalve huisvesting. De evolutie van het prijspeil in die brede waaier aan economische activiteiten is zeer gevoelig aan de loongroei.
Dat laatste brengt ons bij de arbeidsmarkt. Daar ziet Powell amper verbetering in de scheefgetrokken vraag-en-aanbodverhouding. Voor elke werkzoekende zijn er op vandaag 1,7 openstaande vacatures. Die aanhoudende krapte zet druk op de lonen. De huidige loongroei is te snel om 2% inflatie te bewerkstelligen. Daar heeft de Fed m.a.w. nog werk te doen. Powell zei dat ook met zoveel woorden, al vertraagt het tempo in december hoogstwaarschijnlijk van 75 naar 50 bpn.
Die eindconclusie is zeker niet nieuw; Amerikaanse geldmarkten spelen al een tijdje met dat idee. Wel anders is de iets genuanceerdere boodschap van Powell, zeker in vergelijking met wat enkele van zijn discipelen de afgelopen weken brachten. De marktreactie sprak boekdelen: Amerikaanse (reële, monetair gedreven) rentes kelderden met bijna 20 bpn, de beurzen snelden met meer dan 4% hoger (Nasdaq) en de dollar kreeg een tik. Dat het officieuze arbeidsmarktrapport (ADP) eerder op de dag onder de lat uitkwam, zag de markt bovendien als een signaal dat de laatste randvoorwaarde stilaan ook vervuld raakt. De officiële versie (payrolls) morgen bevestigt dat vermoeden al dan niet. We verschillen duidelijk van mening met de markt, maar erkennen het momentum. Voor de Amerikaanse tienjaarsrente is het zaak de steunzone nabij 3,5% in de aanloop naar 14 december te behouden.