De uitzondering(en) op de regel
Vrijdag nam de dollar een rustpauze. De DXY index zette eerder vorige week het hoogste niveau sinds 2002 (110.79). De reden was niet ver te zoeken. De Fed zegt tegen iedereen die het horen wil dat ze de monetaire condities zonder verpinken zal verkrappen om de vraag af te remmen en zo de inflatie in te dijken. Recente Amerikaanse activiteitsdata bleven meer dan degelijk. Er is dus nog een weg te gaan om die vraag af te remmen. De centrale banken van de meeste andere geïndustrialiseerde landen sloegen het pad van de Fed in. Toch is hun actie zelden voldoende om de munt in het spoor van de dollar te houden. Ofwel is er twijfel of ze de inspanning voldoende krachtig zullen doorzetten (bv. in Australië), ofwel denkt de markt dat een groot deel van het werk al gedaan is (Canada). Anderen moeten nog bewijzen dat ze hun inhaalrace tot een goed einde zullen brengen (EMU).
Twee grote centrale banken gaan volledig de andere richting uit: de Bank of Japan (BoJ) en de Chinese centrale bank (PBoC). Dat wordt ook duidelijk in hun munt. De BOJ behoudt haar ultra-soepel beleid. Ze vindt niet dat de binnenlandse inflatoire druk (CPI ex. verse voeding 2.4% in juli) een reden is om het beleid te verstrakken. Volgende week wordt het verschil in aanpak nog eens in de verf gezet met de Fed op woensdag en de BoJ donderdag. Zoals veel landen is Japan niet gelukkig met hogere invoerprijzen omwille van de zwakke yen. Zowel het Ministerie van Financiën (verantwoordelijk voor de wisselkoerspolitiek) als BoJ-voorzitter Kuroda houden de munt scherp in het oog. Een waarschuwing voor op til zijnde interventies in de wisselmarkt? De yen won de voorbije dagen lichtjes terrein terug tegen een dollar die even aan een adempauze toe was. Zolang het soepel BoJ-beleid niet wijzigt is er weinig reden voor een blijvend yen-herstel. Eventuele interventies blijven dan dweilen met de kraan open. USD/JPY bereikte vorige week (144.99) het hoogste niveau sinds 1998. De top van 1998 (147.66) is een volgend ijkpunt op de grafieken.
Ook de PBoC gaf recent signalen dat ze het ‘moeilijk heeft’ met de zwakkere yuan. Het is echter een logisch gevolg van de economische en monetaire ontwikkeling. De Chinese motor slaat niet aan. Steeds terugkerende lockdowns in het kader van de zero-covidaanpak zorgen voor een stop-and-go in het herstel. De crisis in de vastgoedsector weegt via verschillende kanalen op de groei en noopt de PBoC om de economie monetair te stutten. Een herstellende exportvraag steunde de economie nog tot voor kort, maar dat verwatert. China wil niet dat een zwakkere munt de invoerkost aanwakkert. Via een aantal technische maatregelen gaf de PBoC aan dat ze geen forse depreciatie wenst. De algemene inflatie (2.5% in augustus) blijft wel zeer laag en geeft de ruimte om de groei te ondersteunen. In de afweging tussen groei en inflatie/munt had de PBoC waarschijnlijk vooral problemen met de snelheid van de yuan-daling, meer dan met de richting, die vooral resultaat was van de sterke dollar. Een uiteenlopend monetair beleid suggereert een verdere verzwakking richting USD/CNY 7.0(+). Gezien de sterke dollar is depreciatie van de yuan op handelsgewogen basis al bij al beperkt. Vanuit Europees standpunt blijft de EUR/USD-koers minstens even belangrijk voor de EUR/CNY-combinatie dan de relatief beperkte en gecontroleerde bewegingen in USD/CNY.