De BoJ moet een beetje meer Zwitsers zijn
Met de kop in het zand, volharden in de boosheid, het daglicht ontkennen. Er zijn veel manieren om het beleid van de Bank of Japan (BoJ) te omschrijven. Feit is dat ze na de onverwachte renteverhoging van de Zwitserse centrale bank (SNB) vorige week, nu als enige (van de geavanceerde economieën) zweert bij een blijvend extreem soepel monetair beleid.
Nochtans ontstond er wel wat poeha in de aanloop naar de vergadering vorige week vrijdag. Niet dat de markt uitging van een renteverhoging. Tokio hield de beleidsrente stabiel op -0,1%. Beleggers zagen veeleer een kans voor de BoJ om de bovengrens van tienjaarsrente op te trekken. Of om op z’n minst daarop te zinspelen. De centrale bank plafonneert die rente op 0% en laat een marge toe van 25 bpn aan weerszijden. In het stijgende renteklimaat kwam die bovengrens al meermaals onder druk. De ad hoc-interventies ter verdediging van dat niveau ruimden in april plaats voor formele toewijding: de BoJ koopt elke werkdag zoveel als nodig overheidsobligaties op. Dat blijft samen met de 0,25% limiet onverkort van kracht, zei voorzitter Kuroda op de persconferentie vrijdag. De logica voor die houding klinkt bekend in de oren. Inflatie liep in Japan op tot 2,5% in april en handhaafde zich in mei wellicht op datzelfde niveau (publicatie komende vrijdag). Volgens de BoJ is dat echter hoofdzakelijk het gevolg van energie, voeding en een statistisch effect, zijnde een één jaar lange kostenverlaging die sinds april uit de berekeningsbasis valt. Die inflatie is niet gedreven door aantrekkende lonen en vooral afkomstig van de aanbodzijde. Dat is niet structureel, aldus Kuroda. Zowat elke andere centrale bank hanteerde lang dit mantra van tijdelijke inflatie. De cijfers bewezen hen uiteindelijk het tegendeel. Dat kwam met een andere kost: inflatieverwachtingen braken decennialange records, een duidelijk teken van erosie van de geloofwaardigheid. De BoJ maakt zich wat dat betreft weinig zorgen, integendeel. Ze rekent zelfs op een verdere toename door het groei-ondersteunend beleid en hoopt dat dit zich uiteindelijk vertaalt in hogere lonen en de gewenste vorm van inflatie.
De SNB trad vorige week duidelijk preventief op. Inflatie is er, net zoals in Japan, naar internationale normen nog steeds laag. Maar ze zag hoe monetaire inertie de zaak elders deed escaleren. Dat probeert de SNB te vermijden (lees hier meer). Japan laat zich hier best door inspireren. In tegenstelling tot Zwitserland, kan het eiland namelijk niet terugvallen op een sterke munt. Dat is des te meer een probleem voor landen, zoals Japan, die afhankelijk zijn van buitenlandse, in dollars uitgedrukte energie. Een zwakke munt betekent een bijkomende aanslag op de binnenlandse koopkracht en maait het ondersteunend effect van het monetair beleid onderuit. Zowel het beleidscommuniqué als Kuroda maakten melding van de aanzienlijke yen-depreciatie. Dat gebeurt zelden. Maar de conclusie van de kosten-batenanalyse verandert tot nader bericht niet. De yen stak de teleurstelling niet weg. USD/JPY trok meteen terug richting het hoogste (zwakste voor JPY) niveau sinds 2002 nabij 135. Een technische breuk bleef uit. In een context van consolidatie in de (Amerikaanse) rentes en dollar op korte termijn, werpt dat niveau zich voorlopig op als een belangrijke JPY-steun. Maar als de in de boosheid volhardende BoJ met de kop in het zand het daglicht blijft ontkennen, vrezen we op termijn het ergste.