Zweedse kroon: gestraft ondanks ‘schitterend rapport’
De Zweedse kroon miste gisteren op een haar na een nieuw historisch dieptepunt tegen de euro (EUR/SEK 11.96). De zoveelste episode in een lang proces. De kroon heeft aanpassingsproblemen met het monetaire normalisatieproces post-corona. Al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de munt ook in de periode 2012/2020 trendmatig daalde tegen de euro.
Dat gaat intuïtief in tegen de sterke fundamenten die Zweden als land voorlegt. Zweden heeft sinds mensenheugenis een stevig overschot op de lopende rekening (4.8% bbp in 2022, zelfs na fors hogere energieprijzen). Ook de begroting is een toonvoorbeeld met vorig jaar zelfs een overschot van 0.8% van het bbp. De centrale bank verwacht wat structurele erosie met een evenwicht dit jaar en een 0.7% tekort in 2024, maar met een overheidsschuld van 33% van het bbp kan je je wel iets permitteren. Zweden heeft dan ook een onbetwiste AAA-score bij de grote kredietagentschappen. Het volstaat niet om de erosie van de kroon tegen te houden.
De forse daling sinds eind 2021 heeft te maken met de terughoudende afbouw van het stimulerende monetaire beleid. Maar eerst even kort terug naar de verzwakking voor 2020. Statistieken van de Europese Commissie tonen bv. dat Zweedse export- en importprijzen in de periode 2014/18 jaarlijks 2.2% tot 2.7% sneller stegen dan in EMU. Ook de loonkost lag structureel hoger. Dit suggereert dat Zweden ‘free-rider’ speelt aan de rand van de eurozone. Om de competitiviteit te vrijwaren liet het de hogere binnenlandse kosten neutraliseren door een sluipende SEK-verzwakking. Een mini competitieve devaluatie.
Terug naar het post-corona tijdperk. Eufemistisch gesteld is de Riksbank (RB) geen voortrekker in de anti-inflatiecampagne. Eind juni vertraagde ze het tempo van renteverhogingen tot 25 bpn ( 3.75%). In juli bleef CPIF inflatie stabiel op 6.4%. De kerninflatie ‘vertraagde’ van 8.1% tot 8.0%. Nog werk aan de winkel dus. De Riksbank gaf al toe dat ze de rente nog tot 4.0% (of mogelijk nog iets meer) zou moeten verhogen en dat de zwakke kroon de inflatie dreigt te bestendingen. Vice-voorzitter Floden schatte de fundamentele onderwaardering gisteren in op 20%.
De Riksbank beseft enerzijds dat een vraagafkoeling nodig is om de inflatie af te remmen. Maar hoe ver wil ze daarin gaan? Data vanmorgen toonden dat de Zweedse economie in het tweede kwartaal 0.8% kromp waardoor de activiteit 1.0% lager lag dan een jaar geleden. Onder meer de export viel terug maar ook de consumptie. Ook de hoge schuldgraad van de gezinnen en de problemen in de Zweedse vastgoedsector zijn ‘goede redenen’ voor de Riksbank om voorzichtig te werk te gaan. Dat is natuurlijk niet het optimale verhaal voor de kroon.
Een RB renteverhoging met 25 bpn op 21 september is onvermijdelijk als ze de kroon niet helemaal de dieperik wil insturen. We gaven al meermaals aan dat een defensieve aanpak die renteverhogingen tot het strikte minimum beperkt geen hulp is voor de munt. In juni probeerde de Riksbank de wisselmarkt nog te paaien met de aankondiging van een versnelde afbouw van de obligatieportefeuille. Het maakte (begrijpelijk) geen indruk. De Zweedse kroon heeft (reële) rentesteun nodig. Die komt er tot nader bericht te traag. De conclusie blijft dat het kroon het nog wel even moeilijk kan hebben, zeker als het ‘hoger voor langer’ mantra van de Fed en de ECB zich vertaalt in bijkomende verhogingen die de markt nog maar schoorvoetend verdisconteert. En dat ondanks het op het eerste gezicht schitterende macro-economisch rapport.