Brengt groeivertraging 2% ‘echt’ dichterbij?
De EMU PMI-vertrouwensindicatoren voor juli waren geen opbeurende vakantieliteratuur. De boodschap van de voorbije maanden diept zich uit. De activiteit schakelt naar een lagere versnelling. We bollen zelfs wat achteruit (algemene PMI van 49.9 naar 48.9, beneden de grens van 50 die groei van contractie scheidt) door een forse terugval in de verwerkende nijverheid (42.7 van 43.4). De dienstensector groeit nog maar verliest momentum (51.1 van 52.0). Is dit een voldoende reden voor de ECB om het einde van de verstrakkingscyclus voor te bereiden?
In de verwerkende nijverheid is het inflatieprobleem de facto van de baan. Orders dalen, voorraden worden afgebouwd en bedrijven werken af wat nog van vroeger op de plank lag. Bedrijven laten zelfs beperkt mensen afvloeien. Levertijden zijn nog nauwelijks een topic. De dienstensector houdt beter stand, maar ook daar is stilaan ruimte om bestaande orderoekjes af te werken. De sector neemt wel nog, zij het trager, mensen aan waardoor de globale tewerkstelling nog lichtjes toeneemt. In tegenstelling tot de verwerkende nijverheid lopen de kosten (vooral omwille van hogere lonen) nog op en die rekening wordt naar de eindconsument geschoven. In termen van regionale spreiding weegt vooral de krimp in Frankrijk en Duitsland op de EMU-activiteit. De rest van Europa blijft aan een matig tempo groeien.
Wat betekent dit voor het ECB-beleid? De Europese rentes zetten gisteren een stap lager (tot 5 bpn voor de Duitse 2 & 5-j rente). Een nieuwe renteverhoging met 25 bpn donderdag tot 3.75% voor de depositorente staat zelfs na de PMI’s niet ter discussie. De vraag blijft welke aanwijzing de ECB (en de Fed) geeft voor september. De markt twijfelt al een tijd over een bijkomende Fed-renteverhoging na morgen (+25 bpn) en ook in Europa groeit de twijfel. Toch denken we dat Lagarde en Powell deze week de deur open houden voor een verdere verhoging. Een eerste simpele reden is dat ze beide dan over nieuwe vooruitzichten beschikken. We zijn nu meer dan ooit in de data-afhankelijke fase aanbeland. De PMI’s toonden duidelijk dat de activiteit vertraagt, maar vertraagt ze genoeg? We leven niet meer in het tijdperk van de Bundesbank die het zich kon permitteren om een recessie annex forse opsprong in de werkloosheid uit te lokken om inflatie in de kiem te smoren. Vraag blijft wel of het mogelijk is om inflatie blijvend naar 2.0% te brengen zolang de arbeidsmarkt tegen haar capaciteitsgrens botst. We trekken de data niet in twijfel, maar wachten toch op bevestiging van de mogelijk ietwat verstoorde ‘vakantiedata’. Ook in het najaar vorig jaar wezen de PMI’s op een kille winter, die achteraf gezien goed meeviel en zich evenmin direct vertaalde in een forse inflatieduik. In dit verband viel gisteren op dat Amerikaanse PMI wel vrij goed stand hield. De verwerkende nijverheid toonde er zelfs een opvallende comeback (49.0 van 46.3). Dat vraagt natuurlijk even goed om bevestiging.
Samengevat: De Europese PMI’s wijzen onmiskenbaar op een groeivertraging. Gezien de hoge capaciteitsbezetting/krappe arbeidsmarkt blijft de vraag of die voldoende is om de inflatie ‘snel’ naar 2.0% te brengen. We verwachten dat de Fed en de ECB morgen/donderdag de optie van een bijkomende verhoging in september hoe dan ook open houden. Gisteren was de focus op de groeikant van het verhaal. Vrijdag (Duitsland, België, Spanje) en maandag (EMU) gaat de aandacht terug naar inflatie (juli). Dat kan al opnieuw een ander licht werpen op de feiten.