Britse rentes kiezen de vlucht vooruit
De Britse inflatiecijfers van afgelopen woensdag zinderen nog steeds na op de markten. Ze leverden een bijzonder nare verrassing op. De prijzen op het eiland trokken in april 8.7% jaar-op-jaar hoger. De daling van de 10.1% in maart was minder dan waar iedereen, de Bank of England inclusief, op hoopte. Er is meer: de maanddynamiek versnelde aanzienlijk, van 0.8% tot 1.2%. Het dalende jaarcijfer is dus vooral gevolg van de lage energieprijzen vandaag in vergelijking met een jaar geleden; het zogenaamde basiseffect. Wie nog twijfelde aan de sterke onderliggende inflatoire druk doet dat allicht niet meer bij een blik op de kerninflatie (excl. voeding en energie): 1.3% m/m en maar liefst 6.8% j/j. Dat laatste is een onverwachte acceleratie tot een nieuw 31-jarig record. Toch nog niet overtuigd? De door de BoE nauw in de gaten gehouden diensteninflatie: 1.6% m/m en 6.9% j/j, in beide gevallen het snelste in ongeveer drie decennia. We kunnen zo nog wel even doorgaan.
Inflatie wortelde zich zo diep dat ze bijzonder moeilijk is te voorspellen, laat staan temmen. De Bank of England was de eerste van de westerse grote drie die de opgaande rentecyclus startte in december 2021. Van dat proactief randje is echter al lang geen sprake meer. Ze vreesde lang maar uiteindelijk onterecht voor een lange recessie na het uitbreken van de energiecrisis vorig jaar. Sindsdien holt de Bank of England achter de feiten aan. Ze voelt er weinig voor om zo diep in de cyclus nog zeer agressief en anticipatief op te treden. In plaats daarvan opteert ze voor een voorwaardelijke aanpak die eventueel bijkomende renteverhogingen koppelt aan ongunstige inflatieontwikkelingen. Aan die voorwaarde is zonder meer voldaan. Dat besluit ook de markt. Die trekt de verwachte rentepiek op van ongeveer 5% tot 5.5% tegen eind dit jaar. Dat impliceert nog een additionele 100 basispunten monetaire verstrakking en is wat ons betreft méér dan genoeg. In de afgelopen twee dagen trok de Britse tweejaarsrente meer dan 40 bpn hoger. In één oogwenk bevinden we ons terug in september 2022, toen de gediplomeerde brokkenmakers Truss en Kwarteng voor gelijkaardige niveaus op de tabellen zorgden. De Britse rentes op langere looptijden waren initieel buitenbeentjes. Van de stijging woensdag met >20 basispunten schoot nog ongeveer een vierde over. Dit komt zo uit het handboekje: het weerspiegelt de gevreesde impact van die (additionele) monetaire verstrakking op de economische groei. Maar gisteren trok dat deel van de rentecurve dan toch vlotjes mee hoger. De Britse kleinhandelsverkopen deze morgen tonen alvast dat een belangrijke economische actor, de consument, nog niet capituleert. De maandelijkse omzetstijging overtrof de verwachtingen (0.5%-0.8%) terwijl het jaarcijfer de graduele uitbodeming sinds 2023 voortzet.
Bij zoveel rentegeweld klinkt de stilte van het pond des te oorverdovend. Sinds de tweede week van mei handelt EUR/GBP in een zeer enge handelsband van minder dan 100 punten (0.866-0.873). Het pond zette woensdag een nieuwe jaartop neer rond EUR/GBP 0.865 maar hield die winsten ondanks de sappige rentesteun niet vast. Voor ons is dat de bevestiging dat de munt voldoende goed nieuws verdisconteert. De horde voor een verdere versteviging is hoog, zeker tegenover de euro omdat die, in tegenstelling tot het pond, tot nader bericht wel een onvoorwaardelijke rugdekking van de ECB geniet. EUR/GBP 0.865 werpt zich op als een sterke steunzone (GBP-weerstand).