BoJ is liever te traag dan te snel
Alle ogen waren vanmorgen gericht op de Bank of Japan. Die kwam een eerste keer samen onder de nieuwe voorzitter Ueda. De academicus en voormalig BoJ-raadslid verklapte in de aanloop daar naartoe al zijn voorkeur voor een monetair status quo. Niet eens zo lang geleden was dat allesbehalve evident. Ueda’s voorganger Kuroda kampte tijdens zijn laatste maanden met extreme druk van de markt. Die speculeerde op het begin van het einde van het decennialang uiterst soepel monetair beleid. Ze testte uitvoerig het renteplafond op de tienjaarsrente (0.50%) waardoor de BoJ aan de lopende band overheidsobligaties opkocht. Uitgerekend op de dag van Kuroda’s laatste beleidsvergadering (10/03) bracht de implosie van Silicon Valley Bank en de anticipatie op een beleidsomkeer van de Fed (en anderen) respijt. Ironie, het is geen Brits exclusief.
Ueda bruuskeerde vanmorgen niet. De parameters bleven zoals verwacht onveranderd, hetzij een negatieve beleidsrente van -0.1% en een 0%-doelstelling voor de tienjaarsrente waar met een toegestane afwijking van 50 bpn langs weerszijden. Toch drukte hij al een beetje zijn stempel. In de begeleidende verklaring lezen we bijvoorbeeld niet meer dat de centrale bank verwacht dat die uiterst lage rentes op hun huidige niveaus of zelfs nog lager zullen blijven. Dit maakte al sinds oktober 2019 deel uit van het communiqué. Voorts draaide de BoJ de Covid-bladzijde helemaal om door de alle verwijzingen ernaar te schrappen. Het zijn nieuwe, havikachtige elementen die Ueda had kunnen aangrijpen om de beleidsbocht voorzichtig maar formeel in te zetten, te meer omdat inflatie aan een opmars bezig is. Het nationale cijfer voor maart varieerde naargelang de maatstaf tussen 3.1% en 3.8%. En net voor de vergadering vandaag werd voor de hoofdstad nog een inflatieversnelling voor de maand april bekendgemaakt. Dit Tokio-cijfer heeft een sterke richtinggevende waarde voor het nationale cijfer.
Maar de BoJ-voorzitter vindt het nog te vroeg. Tijdens de persconferentie achteraf zei Ueda dat een voortijdige monetaire normalisatie het bereiken van de 2%-inflatiedoelstelling op middellange termijn kan dwarsbomen. Die terughoudendheid blijkt ook uit de nieuwe voorspellingen. Nadat inflatie 2% bereikt in het zopas gestarte fiscale jaar 2024, koelt die in het jaar daarop naar verwachting alweer af tot 1.6%. Ueda en co willen dus niet overhaast te werk gaan. Je kan het de centrale bank van een land dat al 25 jaar in deflatie verkeert en al even lang probeert om daaruit te ontsnappen eigenlijk niet eens kwalijk nemen. De BoJ besloot overigens ook om een uitgebreide studie uit te voeren naar het monetair beleid en de (on)bedoelde gevolgen ervan tijdens die periode. Ze gunt zich hiervoor behoorlijk wat tijd: één tot anderhalf jaar. Afgaand op hun reactie, interpreteren de markten dit meteen als de vroegste startdatum van enige monetaire normalisatie. De Japanse tienjaarsrente keldert 7 bpn tot 0.4%. Het ultralange eind verliest meer dan 10 bpn. De Japanse yen gaat onderuit. EUR/JPY zet met 149.15 een nieuwe meerjarige top neer. Een aanval op en breuk voorbij de top eind 2014 van 149.78 is wellicht voor binnenkort. USD/JPY nestelt zich voor het eerst sinds midden maart opnieuw boven 135. Het technisch beeld daar is neutraler. We zijn het niet eens met de conclusie van de markt. Oplopende inflatie zal de BoJ (veel) vroeger tot actie dwingen. Maar totdat ze zelf dit inzicht ten berde brengt, heeft tegen de stroom inroeien weinig zin.