Wie krijgt gelijk?
Fed-voorzitter Powell was vorig week zeer duidelijk: De Amerikaanse vraag blijft veel te sterk en overstijgt nog steeds het aanbod met onaanvaardbaar hoge inflatie tot gevolg. Het tempo van renteverhogingen kan in december mogelijk ‘omlaag’ van 75 tot 50 bpn. Toch blijft dat een stevige verdere verstrakking. Met een piek in de beleidsrente duidelijk boven 5.0% ( 5.5%?) kunnen de korte reële rentes in de VS volgend jaar positief worden. Normaal is dit slecht nieuws voor risico-activa of bijvoorbeeld kleinere, iets meer risicogevoelige, munten.
De marktreactie onmiddellijk na Powell’s persconferentie was heftig. De (korte) Amerikaanse rentes zetten nieuwe cyclische toppen, de beurzen namen een duik na een eerste, onterecht positieve lezing van het beleidscommuniqué en de dollar veerde op. Toch was dat een korte Pavlov-reactie. Vrijdag was één minder detail in een sterk Amerikaans arbeidsmarktrapport (werkloosheidsgraad, 3.7%) voldoende om het signaal van Powell grotendeels ter zijde te schuiven. De rentes plafonneren, risicosentiment herstelde en vooral de dollar hapt naar adem. De euro, vele kleinere munten (GBP, Kiwi dollar, Aussie dollar), maar ook de centraal Europese munten tonen teken van herstel of vechten terug. Die relatieve sterkte is merkwaardig omdat de betrokken centrale banken aangeven dat de ze in hun beleid naast inflatie meer gewicht willen geven aan groeirisico’s. Logischerwijs verwacht je dan een sterke dollar. Het gevoel blijft dat de markt de doortastende intenties van de Fed opnieuw niet helemaal gelooft en denkt dat ook Powell en co korter bij het punt zijn waar ze naar een lagere versnelling moeten schakelen, dan ze nu al toegeven.
Zeg nooit nooit, maar het voorbije jaar heeft die tactiek alvast niet bijster veel opgeleverd. Telkens de markt het paradigma ‘slecht(er) nieuws is goed nieuws voor de markten’ terug omarmden in de hoop dat het grootste deel van de verstrakkingscyclus achter ons zou liggen, (v.b. zomerrally) werd ze door de feiten (aanhoudend hoge inflatie) teruggefloten. De laatst bekende inflatiecijfers uit de meeste ontwikkelde landen kwamen alvast meestal uit boven de verwachting.
Dat brengt ons naadloos bij de enige datareeks deze week die er echt toe doet: de Amerikaanse inflatie voor september die donderdag wordt bekend gemaakt. De analistenconsensus verwacht (of is het toch ook een beetje hoopt) op een afkoeling van 8.2% j/j tot 7.9% voor de algemene inflatie en van 6.6% tot 6.5% voor de kerninflatie. De maanddynamiek wordt wel nog steeds hoog verwacht (0.6% & 0.5% m/m). Zo’n maanddynamiek (als ze zich realiseert) kan moeilijk worden geïnterpreteerd als een indicatie dat de inflatie een geloofwaardige terugkeer richting de 2%-doelstelling heeft ingezet. Het mag dan wel een beetje een strijd van één (de Fed) tegen allen zijn, toch wil dat niet zeggen dat de ene per definitie het pleit verliest, zeker niet als die ene de richtinggevende centrale bank is die ook vanuit economisch oogpunt het meeste ruimte heeft om haar anti-inflatie-intenties in daden om te zetten. Als de Amerikaanse inflatiecijfers donderdag niet positief (lager dan verwacht) verrassen, kan het relatieve comfort, zowel voor risico-activa als voor munten waarvan de centrale banken de inflatieprioriteit hebben afgezwakt snel verdampen. Afspraak donderdag 14u30.