Monetaire IMF-stimulus: goed bedoeld maar onvoldoende
Op 2 augustus 2021 keurde de Raad van Bestuur van het IMF een nieuwe algemene toewijzing van Speciale Trekkingsrechten (STR) aan haar lidstaten goed voor een bedrag dat overeenstemt met $650 miljard (ongeveer 456 miljard STR). De nieuw gecreëerde STR worden aan de lidstaten toegekend in verhouding tot hun bestaande quota’s (aandeel in het IMF- kapitaal).
Een STR dient als reservemunt, gecreëerd door het IMF, om lidstaten aan liquiditeiten en deviezenreserves te helpen zonder hun schuldgraad te verhogen. Een STR is dus strikt genomen geen klassiek ‘geld’. STR worden enkel door overheden (en enkele andere specifieke instellingen) gebruikt, en niet door particulieren om goederen en diensten te kopen. Bovendien is de STR geen zelfstandige munt, maar een korfmunt op basis van de Amerikaanse dollar, de euro, het Britse pond, de Japanse yen en de Chinese renminbi. Een STR krijgt zijn waarde niet rechtstreeks als schuldclaim op het IMF, maar door de afspraak tussen IMF-lidstaten om de STR als reservevaluta te accepteren in ruil voor de onderliggende ‘echte’ munten.
Het systeem van STR werd opgezet in de jaren 60 tijdens het Bretton Woods-stelsel van vaste wisselkoersen. Dat was een financieel stelsel met een indirecte goudstandaard, waarin onder meer de houdbaarheid van saldi op de lopende rekening van de betalingsbalans van groot belang was. Desnoods kon deze houdbaarheid met de hulp van de STR worden verzekerd. Na het einde van het Bretton Woods-stelsel, en de intrede van vlottende wisselkoersen, nam het belang van de STR af, maar ze spelen nog altijd een rol in crisistijden.
Mattheus-effect
De jongste STR-creatie is de vijfde en grootste ooit. Ze heeft als doel om lidstaten te helpen het hoofd te bieden aan de financiële gevolgen van de pandemie. Door de nieuwe creatie wordt de totale hoeveelheid STR meer dan verdubbeld. Die extra valutareserves zijn zeer welkom. Vele opkomende economieën hebben immers moeilijkheden om hun vaccinatiecampagne en het algemeen economisch herstel te financieren.
Vermits de STR worden toegekend op basis van de bestaande IMF-quota, gaat echter het grootste deel van de nieuwe STR naar rijkere landen, die daar helemaal geen nood aan hebben. Om de hulpbehoevende landen echt te helpen, zou het IMF beter een doelgerichte STR-allocatie doorvoeren die niet gebaseerd is op de vaste quota maar op de reële behoeften. Met haar economische expertise is het IMF goed geplaatst om die behoeften in te schatten. Dat ligt echter politiek moeilijk. Als alternatief zouden landen die de nieuwe STR niet nodig hebben dit ‘geschenk’ aan gunstvoorwaarden ter beschikking kunnen stellen aan noodlijdende landen. Van een effectieve bestrijding van de pandemie profiteren immers alle IMF-lidstaten evenzeer.
Dieter Guffens, Senior Economist KBC Group