Fed-notulen leggen eerste breuklijnen bloot
De notulen van Fed-vergaderingen komen en gaan. Meestal toch. Maar gisteren niet. We spoelen even terug naar 28 april. De Fed had een weinig spectaculaire beleidsvergadering achter de rug. De persconferentie achteraf door voorzitter Powell was zeer eenzijdig gekleurd en stond uitsluitend in het teken van maximale tewerkstelling. Daar beginnen een aantal gouverneurs zich stilaan toch wat oncomfortabel bij te voelen.
De globale ondertoon van de notulen weerspiegelt weldegelijk de boodschap van Powell, laat dat duidelijk zijn. De Amerikaanse economie en arbeidsmarkt hebben elk nog een lange weg af te leggen vooraleer de donkere coronabladzijde definitief kan worden omgedraaid. Ruime ondersteuning door het monetair beleid is om die reden nog lang nodig, ook al waren de economische cijfers tot dan niets minder dan indrukwekkend. Sommigen, “a number of participants” in Fed-jargon, beginnen daarvan te schuifelen op hun stoel. Zij vinden dat als de economie zo snel blijft herstellen, de discussie over een afbouwplan van het obligatie-opkoopprogramma, nu $120 miljard per maand, moet starten. Een grote “als”, dat beseffen we wel. Sinds 28 april versterkten enkel de inflatiecijfers (4,2% j/j) de these van deze monetaire “haviken”. Het arbeidsmarktrapport, kleinhandelsverkopen en zelfs het ISM-bedrijfsvertrouwen stelden allen soms fors teleur. De belangrijke randvoorwaarde is m.a.w. voorlopig niet vervuld.
Toch is dat een belangrijke nuance die Powell toen achterwege liet. Hij zei dat het niet het moment was om het zogenaamde taperdebat nu al te starten. Op zich is dat niet tegenstrijdig met de notulen. Wél trad de Fed in de fase die dat voorafgaat: ze denkt na over de timing van de discussie. Dat is meer dan zomaar een detail, zeker voor markten die een zeer gul monetair beleid inmiddels goed gewoon zijn én telkens opnieuw te horen krijgen dat dit nog wel voor een lange periode zo zal zijn. Het gevolg was een begrijpelijke marktreactie. Amerikaanse rentes schoven tot 4 basispunten hoger voor middellange looptijden (5-7j). Maar vooral de onderliggende dynamiek sprak boekdelen: reële rentes boekten bijna 10 bpn winst terwijl de inflatieverwachtingen zowat de helft daarvan verloren. Dat is een gunstige mix voor de dollar. Die redde voor even zijn vel en versterkte van de technische steun van EUR/USD 1,2243 tot 1,2175 bij sluiting. Voor de handelsgewogen greenback spreken we over de vergelijkbare steunzone van 89,68 om opnieuw boven 90 post te vatten.
In Europa stelden we gisteren overigens een gelijkaardige dynamiek vast. Duitse reële rentes dikten met 3 à 4 bpn aan ten koste van de inflatieverwachtingen. De beweging was in eerste instantie ingegeven door de Financial Stability Review van de ECB. Ze waarschuwde daarin onder meer voor “remarkable exuberance” in sommige financiële markten. Dat is minstens deels door toedoen van het monetair beleid. Het lijvige rapport verwees ook naar de oplopende inflatie in de VS. Dat kan de marktverwachtingen omtrent normalisatie door de Fed verscherpen en in ware Covidstijl ook het Europese continent “besmetten”. De Fed-notulen van gisteren komen wat dat betreft allicht als een onaangename verrassing voor de ECB.