Made in America
Vorige week donderdag stuurde de VS een tweepijlervoorstel naar 135 OESO-landen met zowel een voorstel voor een globaal kader inzake (lokale) minimale bedrijfsbelastingen voor de grootste multinationals - de VS mikken op 21% - als de inclusie van de Big-Tech. Doel: het doorbreken van de impasse in de lopende onderhandelingen over de internationale belastingregels. Hiermee tracht de VS om het nieuwe plan voor bedrijfsbelastingen van de Biden-administratie, het Made in America Tax Plan (MATP), te ondersteunen. Het afstoppen van de internationale race tot the bottom is een belangrijke voorwaarde voor de uitrol van dit plan.
MATP, dat de US Treasury in april publiceerde, is immers ruimer dan alleen multilaterale belastingcoördinatie. Naast het afstoppen van internationale belastingcompetitie beoogt het ook het verhogen van de bedrijfsbelastingen, het wegnemen van de incentives voor offshore-investeringen door Amerikaanse bedrijven (ten koste van binnenlandse investeringen) én het invoeren van een aantal belastingvoordelen voor de productie van groene energie. Met dit plan verwacht de US Treasury dat het de bedrijfsbelastingen op permanente basis kan opschroeven tot niveaus die meer vergelijkbaar zijn met andere OESO-landen. Uit een internationale vergelijking van OESO-landen (zie figuur 1) blijkt dat de bedrijfsbelastingen (in % van het bbp) in de VS structureel lager zijn. Niettegenstaande een nominale belastingvoet van 21% bedragen de inkomsten uit bedrijfsbelastingen nu minder dan 1% van het bbp – ver onder het OESO-gemiddelde van 3%. De Treasury wijst op de vele carve outs in de belastingwetgeving (ook als gevolg van Trump’s TCJA) én de mogelijkheid van internationale winstverschuiving als belangrijke factoren die de belastingbasis (en dus inkomsten) beperken.
MATP werkt met een aantal concrete speerpunten. Zo stelt het voor om de bedrijfsbelastingvoet in de VS op te trekken van 21% tot 28%. Daarnaast zouden ook een aantal offshore carve outs uit de TCJA worden afgevoerd. Maar veruit de meeste aandacht gaat naar het versterken van het level-playing field via een minimumbelasting voor multinationals. Daarbij staat het sluiten van de mogelijkheid van internationale winstverschuivingen centraal. Volgens het plan zouden belastingen op buitenlandse activiteiten niet langer globaal maar land per land worden berekend en geïnd. Bovendien zou een deductie van belastingen betaald in het buitenland alleen mogelijk zijn indien die landen een multilateraal afgesproken minimumbelasting hanteren. Dat houdt een sterke ontmoediging in om productie te heralloceren in landen met te lage belastingen. Als sluitstuk stelt het plan een ondergrens in voor grote bedrijven, waarbij betaalde belastingen minimaal een bepaald percentage moeten bedragen van de gerapporteerde winst.
Met dit plan veranderen de VS het geweer van schouder. Internationaal kan het een belangrijke game changer zijn. Het succes hangt deels af van internationale samenwerking om een dergelijke minimumbelasting door te voeren. Vandaar ook de wortel-en-stokaanpak van de VS in de OESO-onderhandelingen. Ook voor de Biden-administratie is dit plan van groot belang. Volgens berekeningen van de Treasury zou het de kosten van het American Jobs Plan van om en bij de 2000 miljard dollar volledig dekken binnen een periode van 15 jaar.
Of de soep zo heet gegeten wordt als opgediend, blijft afwachten. Na de OESO- onderhandelingen wacht ook de goedkeuring door het Amerikaans Congres. Aanpassingen ten opzichte van dit oorspronkelijke plan zijn mogelijk. Maar dat de VS de weg inslaat naar een Big(ger) Government wordt met dit Made in America Tax plan - naast het American Rescue Plan en het American Job plan – nogmaals bevestigd.