Inflatie: food for thought
Het lijkt wel de week van de inflatie op de markten. De drastische daling in de Europese inflatie tot -0,15% in augustus zinderde nog na, niet het minst in afwachting van de ECB-reactie op deze cijfers. De Chinese inflatie bleef relatief stabiel op 2,4% in augustus, maar staat daarmee aanzienlijk onder de piek van 5,4% in januari. Vanmiddag volgen de Amerikaanse inflatiecijfers, die allicht licht verder zullen oplopen na een sterkere opstoot in juli. In een internationale vergelijking van die inflatietrends vallen twee zaken op: inflatiecijfers blijven onder druk staan, maar ze zijn tegelijk relatief volatiel.
De neerwaartse druk op de inflatie valt te verklaren door een aantal factoren. Uiteraard speelt de lage olieprijs ten opzichte van een jaar eerder nog altijd een rol. Maar zowel de lage olieprijs als de algemeen lage inflatie zijn vooral naweeën van de coronaschok. Een daling in de vraag zet prijzen onder druk. Dat macro-economische principe geldt vandaag meer dan ooit, hoewel uiteraard niet voor alle producten en diensten. De volatiliteit in de prijzen heeft eveneens deels te maken met de Covid-19-ontwikkelingen zoals de lockdowns en de heropening van de economie, maar hier spelen ook meer structurele zaken. Een belangrijke determinant van de volatiliteit zijn de voedingsprijzen. Die bleken de afgelopen jaren herhaaldelijk de oorzaak te zijn van bewegingen in de inflatie en tegelijk vaak ook een verklaring voor omvangrijke internationale inflatieverschillen.
Traditioneel worden voedingsprijzen, net als de energieprijzen, uit de inflatie gezuiverd door te kijken naar de kerninflatie. De relatief grote stabiliteit in de kerninflatie, in tegenstelling tot de totale inflatie, valt dus ook deels te verklaren door de evolutie in de voedingsprijzen. Het gewicht van voeding in consumentenprijs-indicatoren (CPI) is trouwens niet onbelangrijk. In de eurozone bepalen de voedingsprijzen 13,7% van het totale inflatiecijfer. De volatiliteit in de voedingsprijzen-component volgt uit een combinatie van seizoenseffecten, volatielere landbouwprijzen op de markt, maar vaak ook uit de afwisseling van periodes van schaarste en overvloed. De Chinese inflatie liep de afgelopen jaren sterk op door de varkenspest. Ook in Centraal- en Oost-Europa merken we een duidelijk grotere impact van (vaak hogere) voedingsprijzen op de inflatiecijfers.
De analyse van inflatiecijfers krijgt veel aandacht. Inflatie blijft de ultieme determinant en het speelveld van het monetair beleid. Maar tegelijk mogen we inflatie niet vernauwen tot een monetair fenomeen en moeten we aandacht hebben voor structurele inflatiefactoren. Het zal in de toekomst enkel belangrijker worden om het inflatieverloop in de post-Covid-19-periode beter te begrijpen en te voorspellen. Bovendien wijst men vaak op de mogelijk inflatoire impact van deglobalisering en economisch nationalisme die beide hoogtij vieren in het post-corona-wereld. Dat zijn uiteraard politieke trends die zich vooral op langere termijn in hogere inflatie zouden kunnen vertalen. Maar ook in die context staan voedingsprijzen centraal. Landbouw en bij uitbreiding voeding vormen vaak de frontlinie in protectionistische tendensen. Met andere woorden: food for thought.
Jan Van Hove, KBC Group Chief Economist