Accomoderend Fed-beleid nog geen verleden tijd
De Amerikaanse centrale bank beëindigt vandaag haar eerste geplande beleidsvergadering sinds 29 januari. In de tussentijd dwong de coronacrisis haar er wel meermaals toe om het hoofd virtueel en ad hoc over het monetaire beleid te houden. Die crisisvergaderingen brachten een ongeziene liquiditeitsstroom op gang. De abrupte economische stilstand, zinkende inflatievooruitzichten en een onzekere toekomst suggereren dat voorzitter Powell en co nog een tijdje voor een accomoderend monetair beleid zullen pleiten.
De hamvraag luidt nu of de Fed de markten al wat meer houvast kan en wil geven. Tijdens de bewogen maand maart liet de Amerikaanse centrale bank het na om de traditionele groei-, inflatie- en beleidsrenteverwachtingen te publiceren. We houden geen rekening met een inhaalbeweging. Het voorzichtigheidsprincipe indachtig beseft de Fed dat het te vroeg is om victorie te kraaien. De Amerikaanse administratie daarentegen stelt alles in het werk om het economische en sociale leven zo snel mogelijk terug op de rails te brengen. Minister van Financiën Mnuchin hoopt luidop nog op een V-vormig herstel, maar dreigt binnenkort een illusie armer te zijn. De gouverneur van de staat New York, Cuomo, is realistischer. Er is een mirakel nodig om zijn regio en de stad New York City binnen twee weken te laten terugkeren naar “normaal”. Een te snelle doorstart dreigt bovendien van andere Amerikaanse miljoenensteden nieuwe corona-epicentra te maken.
De junivergadering vormt mogelijk wel het decor om meer duidelijkheid te verschaffen. Notulen van de uitzonderlijke, tussentijdse, beleidsvergaderingen tonen dat sommige gouverneurs de communicatiepolitiek over de beleidsrentes en/of aankoopprogramma’s van activa willen specificeren. Eén denkpiste houdt het vastklikken aan harde economische cijfers in. De Fed zou het beleid dan bijvoorbeeld pas normaliseren als de werkloosheidsgraad onder een bepaald niveau daalt en/of als de inflatie voor een bepaalde tijd de 2%-doelstelling overstijgt. In eerste instantie kijken we dan naar het aankoopprogramma van activa. Er gaan stemmen op dat de Fed het open einde en ongelimiteerde karakter van de aankoop van overheidsobligaties al zou inperken. Het tempo van de vorige normalisatiecyclus indachtig lijkt dat wel heel voorbarig. De centrale bank verlaagde sinds midden maart het dagelijkse bedrag aan obligatieaankopen stelselmatig van $75 miljard tot $10 miljard, maar zal zichzelf de vrijheid en markten het comfort laten door het QE-programma officieel onbegrensd te laten. We benadrukten al dat de Fed impliciet controle heeft over de volledige rentecurve. Een tweede denkpiste houdt in om die controle, net als bijvoorbeeld de Japanse centrale bank, ook expliciet te maken door renteniveaus te bepalen die als bovengrens moeten dienen. Denk dan bijvoorbeeld aan 1% voor de 10-jaarsrente. Opnieuw denken we dat zo’n actie te voorbarig is. De lange Amerikaanse rente nestelde zich tussen 0.6% en 0.8%. De Fed is niet rouwig om de afgenomen volatiliteit ondanks haar afgenomen aanwezigheid.
Wat de markten betreft, bevestigt en verlengt een geruststellend gebaar van de Fed het lage renteklimaat. Op de wisselmarkt is het monetaire beleid niet langer een onderscheidende factor nu alle centrale bankiers “all-in” staan. Als de dollar het al lastiger zou krijgen, zal dat vooral omwille van een constructief beurssentiment zijn. Die ene activaklasse waarvoor de Fed-vergaderingen doorgaans zelden teleurstelt…
Mathias Van der Jeugt, KBC Marktenzaal