Riksbank en RBNZ kijken de kat uit de boom
Gisteren brachten de centrale banken ons van Europa naar Oceanië. Leden van de Zweedse Riksbank en de Nieuw-Zeelandse RBNZ staken de koppen bij elkaar om zich over het monetaire beleid te buigen. Laten we starten in Europa.
De Riksbank hield haar beleidsrente ongewijzigd op 0%. Tijdens de vorige beleidsvergadering in december verhoogde de Zweedse centrale bank de rente met 25 bpn van -0.25% tot 0%. Daarmee sloot ze een periode af van 5 jaar van negatieve rentes en laat ze die deur nu ook dicht. De centrale bank getuigt dat, na een periode van solide groei, de Zweedse economie nu een meer gebalanceerd pad bewandelt. De Riksbank verwacht dat de economie dit jaar zal aandikken met 1.3%, een opwaartse herziening t.o.v. de geanticipeerde 1.2% in december. Daarnaast ziet ze de activiteit versnellen tot 1.8% in 2021 en 2% in 2022. Merkwaardig: de bank voorziet een aanzienlijke afkoeling van de inflatie (CPIF) tot 1.3% dit jaar. Dit is vooral te wijten aan een ingeschatte daling van de energieprijzen. De centrale bank ziet de onderliggende prijsdruk namelijk toenemen met 1.8%, kortbij de 2%-doelstelling. Desondanks acht de Riksbank het voorlopig overbodig om in haar stimulusbuidel te tasten. De centrale bank stelt zich toleranter op voor een inflatie die de 2%-lat niet haalt dan enkele jaren geleden het geval was. Dit duidt aan dat de centrale bank negatieve rentes liefst in de geschiedenisboeken ziet. In haar perscommuniqué rept de bank niet over de waardering van de Zweedse kroon, een potentiële aanwijzing dat ze geen zwakkere kroon meer wil om de inflatie alsnog op te krikken. De bank behoudt het verwacht pad voor de beleidsrente en ziet slechts een beperkte kans op een renteverhoging binnen de beleidshorizon van 2 tot 3 jaar.
De kroon reageerde nauwelijks op de beleidsbeslissing. De munt zal tot nader order niet onmiddellijk opnieuw rentesteun verliezen, ook niet bij een periode van lagere inflatie. De kroon zag recent ook wat af van de onrust op de financiële markten n.a.v. het coronavirus. In een betere algemene economische en marktcontext kan de munt het herstel van het laatste kwartaal van volgend jaar mogelijk geleidelijk verderzetten. EUR/SEK 10.4150 is het eerste belangrijke ijkpunt.
Nu reizen we verder naar Nieuw-Zeeland. Ook daar hield de RBNZ de beleidsrente zoals verwacht ongewijzigd op 1%. Verrassend was de positieve retoriek van de RBNZ. De centrale bank getuigt dat de werkgelegenheidsgraad zich kortbij of zelfs boven het maximale duurzaam niveau bevindt en inflatie dichtbij het streefniveau van 2%. De centrale bank is er van overtuigd dat ze, ondanks enkele onzekerheidswolken (o.m. corona), haar inflatie- en werkgelegenheidsdoelstellingen zal bereiken. De bank verwacht dat monetaire en fiscale stimuli en een gunstiger handelsklimaat sombere wolken het hoofd bieden en de economie met 1.9% zullen opkrikken in 2020. Ook ziet ze de consumptiegroei aandikken en de loondruk toenemen. Samen met een recente stijging van de minimumlonen, hogere loonafspraken en collectieve overeenkomsten in de publieke sector, verwacht de RBNZ een opwaartse druk op inflatie, die ze dit jaar naar 2.2% ziet convergeren. Een renteversoepeling lijkt daarbij niet aan de orde. Bovendien schat de bank de impact van fiscale stimulering groter in dan initieel verwacht. Meer nog, de fiscale stimulansmaatregelen geven de centrale bank ademruimte om de kat uit de boom te kijken en, ook in Oceanië, de monetaire versoepelingsdeur tot nader order toe te houden. De montere toon van de RBNZ liet zijn sporen na op de markten. Beleggers rekenden enkele dagen geleden nog op een kans van +/-50% op een renteverlaging in mei. Dit is fors teruggeschroefd tot ongeveer 15%. Kiwi (NZD/USD) klom gisteren ongeveer 1%, van 0.64 tot 0.6475.