Markten leggen payrolls naast zich neer
Het Amerikaanse banenrapport van december stond vrijdag centraal op financiële markten. Officieel kwamen er in december netto 145 000 jobs bij na een onverhoopte 256 000 in november. De markt rekende op iets meer. Rekening houdend met neerwaartse herzieningen in oktober en november schoot het decembercijfer 29 000 jobs tekort tov verwachting. In 2019 werden er op maandbasis gemiddeld 176 000 betrekkingen gecreëerd. Dat is het laagste sinds 2011, maar blijft bijzonder aan het einde van een lange economische cyclus. De Amerikaanse werkloosheidsgraad stabiliseerde immers op 3.5%, een evenaring van het laagste peil sinds eind jaren ’60. In 2011 bedroeg die werkloosheidsgraad nog meer dan 9%.
Op sectorniveau viel de daling van het aantal jobs in de lijdende maakindustrie op (-12 000). Ze beteken een terug naar normaal na een forse stijging in november (einde GM-staking) en bevestigen het beeld van de uiterst zwakke ISM-vertrouwensindicator voor de verwerkende nijverheid. De bouwsector (mild weer) en kleinhandel (late timing Thanksgiving) droegen dan weer positief bij. Behalve de iets tegenvallende jobtoename sprong de afnemende looninflatie in het oog. De lonen stegen in december met 0.1% op maandbasis en met 2.9% jaar-op-jaar. Die laatste maatstaf viel voor het eerst sinds juli 2018 beneden 3%, al speelde een negatief statistisch basiseffect een rol.
Op de markten kregen we aanvankelijk de typische Pavlov reactie: de Amerikaanse dollar en de Amerikaanse rentes maakten een beperkte knieval. De snelheid waarmee beide opveerden was frappant. Uiteindelijk eindigde EUR/USD marginaal hoger (>1.11) terwijl de Amerikaanse rentes slechts 3 basispunten verloren. De manier waarop de rentemarkt begin dit jaar zowel de ISM/payrolls als het conflict tussen de VS en Iran verteerde is opvallend. Het suggereert dat het opwaartse herstelmomentum van het laatste kwartaal van vorig jaar nog niet volledig uitgewerkt is. Zowel de Europese 10-jaarsswaprente (0.23%) als de Amerikaanse 10-jaarsrente (1.94%) blijven kort bij belangrijke weerstandsniveaus.
We denken dat markten vooral op hun hoede zijn voor inflatie. Inflatieverwachtingen in de euro zone en de Verenigde Staten zijn vorig jaar tot de laagste niveaus in jaren gereduceerd. De markt houdt, onterecht, weinig rekening met een inflatieopstoot. Ondertussen sloop ze in de euro zone wel op kousenvoeten tot 1.3% j/j (kerninflatie), een evenaring van het hoogste niveau sinds 2015. In de Verenigde Staten bevindt de geliefkoosde maatstaf van de Fed, de PCE deflator, zich beneden de symmetrische 2%-doelstelling, maar het verschil met de (hogere) CPI-maatstaf neemt toe. De Amerikaanse inflatiecijfers van morgen kunnen het volgende ijkpunt worden voor markten. Zowel hoofd- (2.4% j/j) als kerninflatie (2.3% j/j) worden boven 2% verwacht. Bovendien valt de meer structurele stijging van de inflatie, op het conto van de diensteninflatie, op. Het is een rechtstreeks gevolg van de gunstige loonevolutie van de voorbije jaren.
Mathias Van der Jeugt, KBC Marktenzaal