Europese economie blijft slabakken
Het valt niet te ontkennen dat de Europese economie het in 2019 hard te verduren kreeg en teleurstelde. Geopolitieke spanningen en een zwakker globaal economisch klimaat wogen in toenemende mate op de Europese economie via een zwakkere vraag en magere investeringsvooruitzichten. Vooral locomotief Duitsland moest enkele slagen incasseren. Ze kon een technische recessie in Q3 maar nipt vermeden.
Voor 2020 lijken enkele onzekerheidswolken op te klaren. Een staakt-het-vuren in het Sino-Amerikaans handelsconflict, de verhoogde kans op een onderhandelde Brexit eind januari, een soepel monetair beleid als oppepmiddel én enkele constructieve data (vb. vooroplopende component ZEW-indicator) voedden het optimisme in het Europees blok. Beleggers keken dan ook vol hoop uit naar hun eerste kerstcadeau vandaag: Franse, Duitse en Europese PMI’s.
Europa eindigt 2019 in mineur
Het cadeau is echter niet datgene waarop ze gehoopt hadden. De IHS Markit Composite PMI voor december klokte af op 50.6, ongewijzigd ten opzichte van vorige maand, en beneden de verwachte 50.7. Nieuwe bestellingen kenden slechts een marginale stijging (50.2 vs. 50) terwijl jobcreatie vertraagde tot een 5-j. dieptepunt en prijsdruk verder afzwakte tot een 3-j. laagtepunt. De aanhoudende zwakte in de maakindustrie stuwde de indicator omlaag. De PMI voor de Europese nijverheid klokte af op 45.9, en markeerde daarmee de snelste daling sinds 2012. De hoop dat de malaise in de nijverheid over zou zijn, is aan diggelen. Nieuwe orders daalden verder en bedrijven schrapte het aantal banen terug in het licht van een aanhoudend zwakke vraag.
Het tegengestelde nemen we waar in de dienstensector die ondanks vele tegenwinden veerkrachtig blijft (52.4 vs. 52). De bedrijfsactiviteit evenals de instroom van nieuw werk groeiden aan een gezond tempo.
In Frankrijk kon de veerkracht van de dienstensector grotendeels een onverwacht sterke daling van het productiemomentum tegengaan. De dienstensector zette haar uitbreiding voort en bereikte 52.4, terwijl de maakindustrie terugviel tot 50.3 (51.7 in november) te midden van dalende bestellingen en sombere vooruitzichten.
In Duitsland geraakt de algemene indicator niet boven de kaap van 50 die de grens aangeeft tussen groei en contractie, en compenseerde de dienstensector (52) voor de aanhoudende en versnelde neerwaartse trend (43.4 vs. 44.1) in de nijverheid. Wel lijken de vooruitzichten enigszins hoopvol: producenten zijn optimistischer over de nabije toekomst en het aantal nieuwe orders daalde aan een trager tempo. Toch bieden de data niet de langverwachte witte rook. De malaise in de maakindustrie laat nog steeds zijn sporen na op de economie en een uitbodeming van de economische vraag komt wellicht trager dan geanticipeerd. De PMI’s wijzen op een groeiritme van slechts 0.1% k/kw in de euro zone.
De zwakke data brengen echter slechts een matige reactie teweeg op de markten. De Duitse 10-j. rente consolideert nog steeds in de zone tussen -0.40% en -0.20%. Ook EUR/USD beweegt nauwelijks, het muntenpaar kende een beperkte terugval tot 1.1130. Beleggers kunnen (voorlopig) de zwakke PMI’s van zich afschudden. Minder brexit en meer handelsvrede in 2020 houden hun goedgemutst. Toch beginnen de cijfers begin volgend jaar beter snel te verbeteren, want het geduld kan wel eens opraken…