Heeft de wetgeving inzake sper- en soldenperiode nog wel zin?
Eind augustus eindigde de uitgestelde periode van de zomerkoopjes. Traditioneel gaat hieraan een sperperiode vooraf waarbinnen de aankondiging van kortingen verboden is. In de praktijk wordt die echter vaak omzeild, onder andere via fluister- of koppelverkopen. Daarom staat de regelgeving al langere tijd ter discussie. Zolang de coronacrisis en de naweeën ervan aanhouden, is het geen goede zaak om de sperperiode af te schaffen. Het zou het verwachte aantal faillissementen in de sector alleen maar vergroten. Maar op termijn dreigt de strijd voor het behoud van de sperperiode een achterhoedegevecht te worden. Belangrijker is dat moderetailers zich post-corona onderscheiden en uitpakken met de eigen toegevoegde waarde in een sterk verzadigde en concurrentiële markt.
Tweemaal per jaar (van 3 tot 31 januari en van 1 tot 31 juli) mogen handelszaken in de sector van kleding, lederwaren en schoenen in België verkopen tegen sterk verlaagde prijzen. Beide koopjesperiodes worden voorafgegaan door een sperperiode (van 3 december tot 2 januari en van 1 tot 30 juni), waarbinnen geen prijsverminderingen mogen worden aangekondigd. De sperperiode werd in 1991 ingevoerd opdat consumenten kunnen nagaan of de prijzen tijdens de solden wel effectief worden verlaagd. Ook moet ze kleinere winkels en zelfstandigen beschermen die de kortingen van de grote ketens niet kunnen volgen.
Gewijzigd koopgedrag
Door de langdurige sluiting van niet-essentiële winkels tijdens het voorjaar als gevolg van covid-19 werd het begin van de solden dit jaar uitzonderlijk uitgesteld naar 1 augustus. Kledingzaken kregen zo meer tijd om hun voorraden tegen de volle prijs te verkopen. Hoewel goed bedoeld, was dit uitstel allicht een slechte zaak. Heel wat mensen keken aan tegen een inkomensverlies door tijdelijke werkloosheid of effectief jobverlies. Samen met de toegenomen onzekerheid en fysieke beperkingen (social distancing, mondmaskerplicht,...) zorgde dat ervoor dat consumenten minder bereid waren (tegen de volle prijs) te kopen. Volgens de Mode Unie, de bij Unizo aangesloten federatie voor de zelfstandige modedetailhandelaars, zou 68% van de moderetailers tussen 11 mei (de dag van de heropening) en 31 juli (de dag vóór de solden) minder hebben verkocht.
Een normale solden die zou zijn gestart op 1 juli had de voorbije zomerkoopjes, die ook blijken te zijn tegengevallen, mogelijk nog kunnen redden. Tot op vandaag blijft het sentiment in het retailsegment van textiel en schoenen zowel in absolute als relatieve termen slecht (figuur 1). Dat de ganse seizoensverkoop van vooral kleine winkels en zelfstandigen negatief was, had ongetwijfeld ook veel te maken met het toegenomen succes van e-commerce. Grote internationale en digitale spelers, zoals Zalando en Amazon, profiteerden volop van de onmogelijkheid en terughoudendheid van consumenten om in fysieke winkels te gaan shoppen en hadden het bijkomende voordeel dat ze wel via hun webshops het hele jaar door klanten met kortingen kunnen lokken.
Modesector verdeeld
Er is in het verleden al heel wat discussie gevoerd over het behoud van de sper- en soldenperiodes. Een belangrijke vraag is of ze wel zinvol zijn omdat er veel mogelijkheden zijn om de wetgeving te omzeilen (koppelverkoop, fluistersolden, uitverkoop organiseren, braderieën,…). Bovendien zijn er doorheen het jaar heel wat extra, vaak uit het buitenland overgewaaide, koopjesdagen (black friday, mid season sales, singles day, opendeurkortingen,…). Onlogisch is ook het vroege tijdstip van de solden: zij beginnen immers vóór de respectievelijk koudste (februari) en warmste (augustus) maanden van het jaar. Een ander probleem is dat de sperperiode enkel geldt voor handelaars die kleding, lederwaren en schoenen verkopen, terwijl ook veel andere sectoren meedoen aan de solden maar niet aan de sperperiode zijn onderworpen. België is overigens het enige land in Europa waar dergelijke strikte sperperiode voor de kledingsector van toepassing is.
Los van deze praktische overwegingen zou er een juridisch argument zijn voor de afschaffing van de sperperiode. Europa tikte België immers op de vingers omdat de regelgeving strijdig zou zijn met de Europese regels (richtlijn 2005/29 betreffende oneerlijke handelspraktijken). In 2018 wou toenmalig Minister van consumentenzaken Kris Peeters de sperperiode daarom afschaffen. De diverse sectorfederaties (Comeos, Mode Unie, Creamoda, NSZ, Unizo) zijn echter al jaren verdeeld over de kwestie. Zij die de grotere ketens vertegenwoordigen zijn voor afschaffing, zij die de kleinere retailers vertegenwoordigen ertegen. Die laatsten vrezen dat lokale boetieks niet met de grote spelers kunnen concurreren omdat die altijd wel iets in promotie zullen zetten. Uit diverse bevragingen blijkt dat tweederde tot driekwart van de kleine retailers wenst dat de sperperiode blijft bestaan. De onenigheid tussen de federaties zorgde ervoor dat Kris Peeters destijds niet doorzette met zijn wetsontwerp. Begin dit jaar bracht huidig Minister Nathalie Muylle de afschaffing evenwel opnieuw op de tafel. Naast CD&V zijn ook Open VLD en N-VA er voorstander van.
De bezorgdheid van de kleinere retailers over oneerlijke concurrentie tussen modewinkels is terecht. Een ratrace naar permantente kortingen dreigt te leiden tot een verschraling van het aanbod van kleding en schoenen en een vermindering van de shopbeleving. Ook voor de consumenten zou dat een groot verlies betekenen. Het is dus best dat in de winkelstraten een gezonde mix van kleinhandel en grote ketens blijft behouden.
Post-coronatijdperk
Dat neemt niet weg dat de huidige ambigue situatie (een sperperiode die in de praktijk langs alle kanten wordt omzeild) onwenselijk is. Zolang de coronacrisis en de naweeën ervan aanhouden, is het geen goede zaak om de sperperiode hals over kop af te schaffen. Het zou het verwachte aantal faillissementen in de sector alleen maar groter maken. Maar op langere termijn dreigt de strijd voor het behoud van de sperperiode wel een achterhoedegevecht te worden. Als de afwijkingen de regel worden, dan is het immers beter de regel te schrappen.
Belangrijk bij dit alles is dat retailers in de modesector nadenken over hoe ze post-corona optimaal en redendabel kunnen blijven functioneren. De crisis zal het koopgedrag van consumenten wellicht structureel veranderen (meer e-commerce, meer aandacht voor kwaliteit en veiligheid, meer maatschappelijk bewust leven,...). Daarom is het essentieel de koopgedragingen en -motieven nauwgezet in de gaten te houden en zich snel daaraan aan te passen. Om op te boksen tegen de uitgekiende omnichannelstrategie van de grote ketens, moeten kleinere retailers eveneens meer zichtbaar worden op sociale media en beschikken over een eigen webshop die de onlineverkoop van de collectie mogelijk maakt. Voorts is het veelal mogelijk om het spel van opbod met kortingen minder mee te spelen door zich goed van de concurrentie te onderscheiden en uit te pakken met de eigen toegevoegde waarde (bijv. het unieke aanbod, de kwaliteit en duurzaamheid van de producten, de authenticiteit en shopbeleving, de gepersonaliseerde service, ingaan tegen de fast fashion trend van de grote ketens,...). De modesector is een sterk verzadigde en concurrentiële markt. Daarin overleven vraagt meer dan ijveren voor het eeuwige behoud van de huidige regelgeving inzake sper- en soldenperiodes.