België hinkt achterop inzake duurzaamheid tegenover de buurlanden
Sinds 2002 becijferen we jaarlijks het duurzaamheidsprofiel van landen. Die berekening dient als basis voor de beleggingskeuzes in overheidsobligaties voor de duurzame fondsen van KBC. Hoewel België behoort tot de 50% best scorende ontwikkelde landen, is zijn plaats in de algemene landenrangschikking vergeleken met relevante peers, zoals de buurlanden, minder rooskleurig. Voor twee van de vijf onderzochte thema’s (‘Algemene economische prestaties en stabiliteit’ en ‘Milieuprestaties en -toewijding’) scoort België bovendien bij de 50% slechtst presterende landen. Het is belangrijk dat de Belgische overheid zich zijn duurzaamheidsprestaties ter harte neemt. Landen die investeren in de duurzame bevordering van het welzijn van hun burgers leggen daarmee immers de basis voor ook een gunstige en stabiele politiek-economische ontwikkeling in de toekomst.
De duurzaamheid van een land definiëren we als “het geheel van prestaties, instituties en beleidsinspanningen die het welzijn van de huidige en toekomstige bevolking op een duurzame manier bevorderen, zonder daarbij het welzijn van de bevolking in andere landen en het milieu te hypothekeren”. Voor de meting ervan hanteren we een scoringsmodel op basis van vijf thema’s: (1) Algemene economische prestaties en stabiliteit, (2) Sociaaleconomische ontwikkeling van de bevolking, (3) Gelijkheid, vrijheid en rechten van de bevolking, (4) Milieuprestaties en -toewijding, (5) Zekerheid, veiligheid en internationale relaties. Elk thema is op zijn beurt onderverdeeld in drie deelindicatoren. Een detailbeschrijving van de screeningsaanpak, alsook de recentste landenrangschikking van onwikkelde landen (de KBC-duurzaamheidsbarometer 2020), kan je terugvinden in een nieuw KBC Onderzoeksrapport dat we samen met deze opinie publiceren.
De relatieve duurzaamheidsprestaties van België verdienen extra aandacht. Het goede nieuws is dat België behoort tot de groep 50% best presterende landen die in aanmerking komen voor opname in het duurzame beleggingsuniversum van KBC. Concreet behaalt België in de jongste update van de landenscreening een 14e plaats op een totaal van 44 beschouwde landen (dat zijn de OESO-landen aangevuld met de (kandidaat-)EU-lidstaten die geen OESO-lid zijn). Dat is een ongewijzigde positie tegenover de vorige becijfering eind 2019. Op zich een goed resultaat, maar wanneer we België vergelijken met meer relevante peers zoals de buurlanden, dan zijn de Belgische duurzaamheidsprestaties minder rooskleurig. Vooral Nederland en Duitsland maar ook Frankrijk doen beter, met een 6e, 9e respectievelijk 12e plaats in de jongste rangschikking. Binnen de eurozone zijn er landen, vooral in Zuid-Europa, die (veel) slechter scoren dan België. Maar ook tegenover de gemiddelde rangschikking van de eurolanden (een 15e plaats) scoort België slechts middelmatig.
Figuur 1 toont de relatieve prestatie van België tegenover de drie buurlanden sinds de eerste becijfering van de KBC-duurzaamheidsbarometer in 2002. Daarbij werden landen die in opeenvolgende jaarlijkse screeningsoefeningen extra in rekening werden gebracht (bijv. omdat het vereiste cijfermateriaal beschikbaar kwam) buiten beschouwing gelaten om de vergelijking met de voorgaande jaren niet te verstoren. België scoorde over de hele periode 2002-2020 aanhoudend slechter dan Nederland en Duitsland. De positie tegenover Frankrijk was afwisselend slechter of beter, maar sinds 2017 ligt de Belgische score wel ook onder die van Frankrijk.
Wanneer we inzoomen op de vijf duurzaamheidsthema’s, dan is de positie van België in de landenrangschikking het hoogst (een 7e plaats) voor het 5e thema (‘Veiligheid, vrede en internationale betrekkingen’) (zie tabel 1). Dat heeft het vooral te danken aan zijn sterke internationale openheid, zoals die in de Index of globalisation naar voren komt. Maar voor de deelindicator Commitment to development, die het engagement inzake ontwikkelingshulp meet, scoort België toch weer opvallend minder goed dan de buurlanden. Ook voor het 3e thema (‘Gelijkheid, vrijheid en rechten van de bevolking’) is de Belgische score nog redelijk goed (een 16e plaats), ook in vergelijking met de buurlanden uitgezonderd Nederland. Opvallend binnen dit thema is de grote kloof tussen de erg goede prestatie van België op het vlak van de ongelijkheid onder de bevolking en de erg slechte prestatie inzake de vlotheid om te ondernemen. Ook voor het 2e thema (‘Sociaaleconomische ontwikkeling van de bevolking’) scoort België met een 18e plaats nog redelijk goed binnen het geheel van de 44 beschouwde landen. Maar de score is wel opnieuw slechter dan de Nederlandse en Duitse, te wijten aan de zwakke score voor de indicator die de prestaties en beleidsinspanningen meet inzake scholing en arbeidsparticipatie van de bevolking.
Twee relatieve onvoldoendes
De score van België is niet goed voor het 1e thema (‘Algemene economische prestaties en stabiliteit’) en ronduit slecht voor het 4e thema (‘Milieuprestaties en -toewijding’). Met een schamele 23e respectievelijk 29e plaats in de rangschikking behoort België voor deze beide thema’s tot de 50% slechtst presterende landen in de screeningsoefening. Voor de deelindicatoren van het 1e thema scoort België manifest slechter dan Nederland en Duitsland. Niet enkel de voorbije economische prestaties en onevenwichten waren in die beide landen veel beter, ook het toekomstig economische potentieel en de kwaliteit van de instituties zijn er (veel) gunstiger dan in België. Voor de drie deelindicatoren van het 4e thema zijn de Belgische prestaties telkens (fors) slechter dan die van alle drie de buurlanden. Het is duidelijk dat België inzake milieu nog een lange weg heeft af te leggen, wil het de relatief onvoldoende score achter zich laten.
Landen die investeren in de duurzame bevordering van het welzijn van hun burgers leggen daarmee de basis voor ook een gunstige en stabiele politiek-economische ontwikkeling in de toekomst. De duurzaamheidsrangschikking van landen is aldus, in combinatie met de traditionele ratings van kredietbeoordelaars, een krachtig instrument om het risico van overheidsobligaties in te schatten en beter geïnformeerd beleggingsbeslissingen te nemen. Het is dan ook belangrijk dat de Belgische overheid zich zijn duurzaamheidsprestaties ter harte neemt.