Europese PMI’s signaleren krimp in het huidige kwartaal
Maar niet alles is kommer en kwel
Het Europees PMI-bedrijfsvertrouwen brengt gemengde signalen voor de laatste maand van het lopende kwartaal. Zowel de maakindustrie als de dienstensector (samen de “private sector”) zitten in het slop, al is dat voor die eerste veel uitgesprokener. Het hoofdcijfer daalde er weliswaar marginaal maar toch onverwacht van 43.5 tot 43.4, ver beneden de 50 die de grens betekent tussen economische groei en contractie. De dienstenreeks blijft voor een tweede maand op rij beneden dat neutrale niveau, maar met 48.4 tekent het een onverwachte stijging t.o.v. augustus op (47.9). Het zorgt ervoor dat het overkoepelende cijfer voor de volledige private sector voor het eerst sinds april van dit jaar beperkt toeneemt t.o.v. vorige maand: van 46.7 tot 47.1 (i.p.v. 46.5 verwacht). Volgens de PMI-eigenaars zal de Europese economie in het derde kwartaal met 0.4% kw/kw krimpen.
De grote boosdoener voor die povere prestatie is de vraag. Die daalt aan het snelste tempo sinds november 2020. De valversnelling komt vanuit de dienstensector, die voor een gelijkaardige situatie terug moet naar mei 2013 (de pandemie buiten beschouwing gelaten). Op het buitenland moet evenmin gerekend worden, integendeel. Minder vraag betekent dat bedrijven terugvallen op het wegwerken van achterstallige bestellingen. De combinatie met een tanend vertrouwen in de toekomst maakt Europese bedrijven terughoudend t.a.v. aanwervingen. We voegen hier wel aan toe dat het tewerkstellingstempo marginaal opliep t.o.v. augustus. De verwerkende nijverheid zet voor een vierde maand op rij het mes in het personeelsbestand. Een lichte toename in de dienstensector is voorlopig voldoende om dat te compenseren.
Op het prijsfront merken we de verdere desinflatie in de verkoopprijzen op. Dat vindt plaats in beide sectoren. Maar een versnelling van de inputinflatie tot het snelste tempo in vier maanden kan dat proces binnenkort hinderen. Het is opnieuw de dienstensector die de kar trekt. De respondenten duiden de hoge loongroei en, u raadt het, de recent gestegen brandstofkosten als grote schuldigen aan.
Europese/Duitse rentes verliezen vandaag minder dan 2 bpn. De euro beperkt eveneens de schade tot EUR/USD 1.0646 (vergeleken met een opening van 1.066). Die matige reactie is niet zo verrassend. Ja, de economie gaat momenteel achteruit maar de situatie is allesbehalve dramatisch. Hier en daar pikken we zelfs voorzichtige signalen van uitbodeming op, in de eerste plaats in de (Duitse) verwerkende nijverheid. De hernieuwde prijsdruk (langs aankoopzijde) houdt de ECB voorlopig in een houdgreep.