Amerikaanse inflatie in lijn met de verwachtingen
Rentes aan het korte eind tuimelen toch 10 bpn
De Amerikaanse inflatie toonde in maart twee gezichten. De algemene prijsevolutie milderde een flink pak en zelfs iets meer dan verwacht: van 6% jaar op jaar tot 5%. Een stevige terugval maar één die niet hoeft te verbazen. Een blik op de oliegrafiek leert al veel: in maart vorig jaar fluctueerde de prijs van een vat ruwe Brentolie tussen $100 en $130 per vat. Maart anno 2023 was dat gemiddeld $80. De scherpe prijsdaling van olie en andere (energie)grondstoffen verklaren met andere woorden al veel. Kerninflatie is echter een betrouwbaardere graadmeter van prijsdruk. Het maakt abstractie van o.a. die volatiele energieprijzen die het algemene cijfer vaak in de ene of andere richting vertekenen. Het is ook vooral die graadmeter die de Federal Reserve nauw in het oog houdt en die kroop in maart zowaar opnieuw een beetje hoger, van 5.5% tot 5.6% onder een stevige maanddynamiek (0.4%). Die versnelling was verwacht maar toont aan dat het disinflatieproces met horten en stoten zal verlopen. Hardnekkig hoge diensteninflatie (ex. energie) blijft een belangrijke motor in dit verhaal (0.4% m/m, 7.1% j/j) met onderliggend de huisvestingscomponent (0.6% m/m, 8.2% j/j) als de voornaamste drijvende factor.
De marktreactie puilt uit van selectiviteit. Beleggers gaan voorbij aan de versnellende kerninflatie en hebben vooral aandacht voor de (iets groter dan verwachte) afkoeling van het hoofdcijfer richting 5%. De markt dicht een Fed-renteverhoging met 25 bpn in mei 75% kans toe. Dat is onveranderd t.o.v. gisteren. Renteverlagingen komen er volgens markten iets sneller dan gisteren gedacht, ook al alludeerde tot nog toe geen enkele Fed-gouverneur hier op. Korte Amerikaanse rentes tuimelen momenteel met meer dan 10 bpn. Een overdreven reactie navenant de uitkomst, als u het ons vraagt. De dollar krijgt een tik. EUR/USD steeg even door richting 1.10 maar tot een echte test van de voorlopige jaartop op 1.1033 kwam het alsnog niet.