IMF trekt groeiprognoses op
Risico’s iets meer in evenwicht
Het Internationaal Monetair Fonds trok in haar economische kwartaalupdate de groeivooruitzichten op. Ze verwacht de globale groei voor dit jaar op 2.9% i.p.v. de 2.7% die ze in het oktoberrapport in de tabellen had staan. Een marginale verbetering dus, maar wel een symbolische. Het is namelijk de eerste keer in een jaar dat Washington de prognoses optrekt. In 2022 zette het IMF drie keer het mes in de voorspellingen voor 2023. Hoofdeconoom Gourinchas spreekt van een mogelijk kantelpunt van groei die uitbodemt in 2023 om in 2024 opnieuw aan te trekken met 3.1%. De voornaamste pijlers waarop het voorzichtig optimisme steunt is de verrassend weerbare Amerikaanse economie, de Chinese heropening en de forse terugval van de gasprijzen op het Europese continent. Het IMF ziet een aantal opwaartse risico’s zoals sterkere private consumptie dankzij de sterke arbeidsmarkt en de spaarbuffer van gezinnen. Indien inflatie, globaal verwacht op 6.6% dit jaar en 4.3% volgend jaar, sterker terugvalt, hoeven de centrale banken misschien ook niet zo agressief te werk gaan als ze nu denken. Maar het omgekeerde is even goed mogelijk, zegt ze er in één adem bij. Andere neerwaartse risico’s zijn een haperend Chinees herstel, een mogelijke escalatie in de oorlog tussen Oekraïne en Rusland en (financiële) onrust omtrent de hoge schuldenberg van vooral opkomende economieën.
Op het niveau van de individuele landen voorziet het fonds in de meeste gevallen een sterkere groei dan in oktober. Japan is daarin een van de weinige uitzonderingen. De Amerikaanse expansie bedraagt naar schatting 1.4% vs 1% in oktober. Voor de eurozone ging het van 0.5% naar 0.7% met een nipte groei voor Duitsland (0.1%). De Russische economie kreeg de grootste upgrade: een contractie van 2.3% wordt groei van 0.3%. Opvallend: het Verenigd Koninkrijk zal als enige van de “leidende” (of lijdende, zo u wil) economieën krimpen dit jaar (-0.6%). Het IMF schaaft maar liefst 0.9 ppt van haar eerdere voorspelling. Ze verwijst naar een stevige terugval in de consumptie omwille van de grote blootstelling van Britse gezinnen (en bedrijven) aan de nog steeds hoge energieprijzen daar, stijgende hypotheekkosten en toegenomen belastingen.