Van inflatie naar groei … en terug naar inflatie.
Correctie op de rentemarkten stilaan uitgewoed?
Er waren vorige week niet echt veel data, maar de ene reeks die er wel echt toe deed, de (Europese) PMI’s, zorgde voor een zelden geziene tegenbeweging, vooral op de rentemarkt. Dat PMI-vertrouwen gleed onverwacht snel af in de richting van de 50-zone (EMU composite 51,9) die de grens aangeeft tussen groei en contractie. De voorbije weken riep de versnelde anti-inflatiecampagne van de centrale banken al de vraag op hoe lang het zou duren alvorens de hogere rentes de groei/vraag zouden afremmen. De PMI’s gaven hier alvast een stevige indicatie: mogelijk (veel) sneller dan verwacht/verhoopt. Groeionzekerheid sloeg (even?) om in recessiepaniek. De Europese swaprentes (2-10-j) verloren vorige week meer dan 20 bpn en bevinden zich ongeveer 50 bpn beneden de cyclische toppen die kortstondig werden bereikt nadat de Fed haar campagne twee weken geleiden kracht bijzette met een opschaling van het tempo van renteverhogingen tot 75 bpn. Voor dit jaar worden de verwachtingen voor het rentepad van de Fed en de ECB nauwelijks bijgesteld. De verwachte top voor volgende jaar ligt ondertussen wel lager. Op andere markten was de impact van de toenemende groeionzekerheid iets minder uitgesproken. De meeste (cyclische) grondstoffen gleden wel verder af. De inflatieverwachtingen daalden, vooral in Europa. De neerwaarts bijgestelde groeiperspectieven wogen aanvankelijk nog op de beurzen, maar eind vorige week trad hier uitbodeming op, minstens deels met dank aan de lagere rentes. De wisselmarkt bleef een oord van relatieve rust. Zowat alle grote centrale banken moeten een gelijkaardige afweging maken tussen groei en inflatie.
Die groei-inflatie balans blijft ook deze week de debatten op de markten bepalen. In de VS kijken we uit naar de orders voor duurzame goederen (vandaag), consumentenvertrouwen (morgen), werkloosheidsaanvragen (donderdag) en het belangrijke ISM-vertrouwen uit de verwerkende nijverheid (vrijdag). De payrolls zijn pas voor volgende week vrijdag (8 juli). In Europa worden onder meer de vertrouwensindicatoren van de Europese commissie bekend gemaakt (woensdag). I.v.m. met de inflatiekant van het verhaal kijken we donderdag uit naar de Amerikaanse PCE-deflator, een maatstaf die de Fed een groot gewicht geeft bij haar inschatting van de inflatiedynamiek. Vrijdag krijgen we al een eerste schatting van de EMU CPI inflatie voor juni. Als de analisten het bij het juiste eind hebben, komt er voorlopig weinig afkoeling in de inflatiedynamiek (EMU CPI verwacht op 0.7% m/m en 8.5 j/j, was 8.1% in mei). De maanddynamiek blijft (zeer) krachtig en de kerninflatie kan boven 4.0% j/j versnellen. Dit soort cijfers kan het besef ondersteunen dat centrale banken, ondanks de tanende groeiverwachtingen, niet anders kunnen dan de rente verder te verhogen. Eventuele verlagingen volgend jaar zijn hoe dan ook niet aan de orde.
Naast de data is het deze week ook uitkijken naar het jaarlijkse ECB-symposium in het Portugese Sintra. De meeste grote centrale bankiers hebben ondertussen hun kaarten wel al op tafel gelegd. Misschien lichten enkele ECB-tenoren wel een tipje van de sluier op voor het nieuwe ECB-instrument dat de fragmentatie op de intra-Europese obligatiemarkten het hoofd moet bieden. Deze week beslissen ook de Hongaarse centrale bank (dinsdag) en de Zweedse Riksbank (donderdag) over hun beleid.