Kwartaaloverzicht van belangrijkste markten
Obligaties en beurzen samen kopje onder
Het eerste kwartaal van 2022 is achter de rug. We geven een korte stand van zaken van de beweging op de voornaamste deelmarkten. We beginnen op de Amerikaanse rentemarkt. De Fed signaleerde eind vorig jaar een versnelling van haar beleidsnormalisatieplannen om inflatie (6.4% j/j in februari) het hoofd te bieden. Ondertussen zijn de netto-aankopen van overheidsobligaties (nog $120 miljard/maand een half jaar geleden) gestopt en voerde de Amerikaanse centrale bank al een eerste beleidsrenteverhoging door tot 0.25%-0.50%. De Amerikaanse rentes stegen met 55 basispunten aan het zeer lange eind (30-jaar) tot 160 basispunten aan het korte eind (2-jaar). De Amerikaanse rentecurve werd dus vlakker omdat de markt een agressieve rentecyclus verdisconteert. De verwachte beleidsrente voor eind dit jaar is 2.25%. Aan het begin van het kwartaal was dat amper 0.75%. Het renteverschil tussen een looptijd van 10-jaar en van 2-jaar is quasi 0. In absolute termen staan de Amerikaanse rentes aan de hoogste niveaus sinds 2019.
De Europese swaprentes stegen in het eerste kwartaal met 54 basispunten (30-jaar) tot 97 basispunten (5-jaar). De rentestijging was min of meer parallel in de buik van de curve. Enkel het zeer lange eind (20-jaar +) bleef wat achter. De Europese 2-jaarsswaprente werd voor het eerst sinds 2015 opnieuw positief en steeg ondertussen door tot boven 0.50%, het hoogste niveau sinds 2013. De Europese 10-jaarsswaprente testte de 2015-top van 1.37%. Het normalisatieverhaal speelt een gelijkaardige rol als in de VS, al loopt de ECB achter op de Fed. Netto obligatie-aankopen eindigen in principe pas ten vroegste in het 3e kwartaal, vermoedelijk gevolgd door een eerste renteverhoging. De geldmarktrentes houden nu rekening met een licht positieve beleidsrente eind dit jaar. Aan het begin van het kwartaal gingen ze nog uit van een ongewijzigd rentebeleid. Inflatie bedraagt in de euro zone in maart om en bij de 7% j/j.
Op de wisselmarkt zijn de grondstoffen gerelateerde munten de grote winnaars op kwartaalbasis, ongeacht in welke fase de normalisatiecyclus zich bevindt. Grondstoffenprijzen zaten al in de lift na de pandemie en schoten door het dak sinds de Russische invasie in Oekraïne. Bij de grotere munten (G10) noteren we een stijging met 5.84% voor AUD, 4.56% voor NZD, 3.82% voor CAD en 3.04% voor NOK (allen tegen de euro). De Amerikaanse dollar noteert 2.74% sterker. Pas vanaf de ECB-vergadering van midden-maart kon de euro weerwerk bieden. Het Britse pond was marginaal slechter af dan de euro (-0.25%) nadat de markt twijfelde over de Britse koopkracht. Het Verenigd Koninkrijk dreigt als eerste geconfronteerd te worden met de negatieve gevolgen van ontsporende inflatie. Laat er geen twijfel over bestaan dat ook de rest van de wereld niet zal ontsnappen aan dit lot. Van de G10 had de Japanse yen de rode lantaarn. Hij verloor zelfs tegen een niet al te sterke euro nog 2.85%. De yen verliest relatieve rentesteun omdat de Bank of Japan haar soepel monetair beleid nog kracht bijzet. Daarnaast kreunt de economie en de munt als energie-importeur onder de torenhoge olieprijs. Centraal-Europese munten handelden bijzonder volatiel. Aanvankelijk profiteerden ze van oplopende rentesteun van hun centrale banken. Daarna volgde een klap en comeback tijdens de invasie in nabije buur Oekraïne. Per saldo wonnen CZK (+1.91%) en HUF (+0.35%) op kwartaalbasis terrein tov de euro, terwijl de PLN zo’n 1.27% verloor. De Russische roebel verliest bijna 5%.
De beurzen hebben het eerste verlieskwartaal sinds Q1 2020 achter de rug. De belangrijkste Amerikaanse beurzen verloren 4.57% (Dow), 4.95% (S&P 500) en 9.10% (Nasdaq). De forse rentestijging in anticipatie op beleidsnormalisatie door de centrale bankiers en oplopende kosten voor bedrijven zijn de voornaamste kopzorg. In Europa komt daar de Russische oorlog nog eens bij. De belangrijkste beurzen noteren 7% tot 9% lager. Al bij al vinden we dat de beurscorrecties gegeven de context en gegeven de historisch hoge startpunten nog meevallen.
Grondstoffenprijzen noteren zonder uitzondering hoger. In de energiemarkt lopen de stijgingen op van zo’n 30% voor olie (Brent ruwe olie >$100/vat) tot 75% voor bepaalde gasvarianten. Op de metaalmarkt vallen vooral de stijgingen van nikkel (+55%), ijzererts (+34.5%) en aluminium (+24%) op. Niet toevallig is Rusland groot exporteur van deze grondstoffen. Voedselprijzen noteren ook een pak hoger. Oekraïne is de graanschuur van Europa. Tarwe en maïsprijzen stegen bijvoorbeeld met 30% en met 25%. De goudprijs (goud als inflatie-indekking) steeg met 6.6%.