De overgang naar een meer circulaire economie
- 1. Concept en kadering
- 2. Opportuniteiten maar ook obstakels
- 3.Een stand van zaken
- 4. Rol van de overheid
- 5. Slotbeschouwingen
Lees de publicatie hieronder of klik hier om de PDF te openen
De groeiende wereldbevolking in combinatie met een toenemende materiële welvaart in grote delen van de wereld legt een steeds grotere druk op onze planeet. Het probleem is sterk gerelateerd aan het gangbare ‘lineaire’ economische model. Dat zorgt ervoor dat uitputting en verspilling van natuurlijke hulpbronnen alsook afvalproductie en milieuvervuiling vandaag op grote schaal voorkomen en toenemen. Het voorbije decennium kreeg de discussie rond duurzaamheid een nieuwe wending door de ‘circulaire economie’. In dit model worden producten en grondstoffen maximaal hergebruikt en waardevernietiging tot een minimum beperkt. In de praktijk komt dat neer op het zoveel mogelijk sluiten van kringlopen in economische processen. De circulaire benadering focust ook erg op het leveren van diensten in plaats van producten (‘prestatie-economie’) en op het optimaal gebruik van producten door uitwisseling tussen gebruikers (‘deeleconomie’).
In de circulaire aanpak liggen economische opportuniteiten vervat. Ze biedt bedrijven kansen om kosten te besparen, minder afhankelijk te zijn van grondstoffeninvoer uit veelal onstabiele landen en zich te onderscheiden met een nieuwe waardepropositie. Wat finaal het economisch potentieel zal zijn, blijft niettemin erg onzeker, gezien circulariteit ook gepaard gaat met afgeleide, dynamische effecten. Doordat producten langer meegaan en vaker worden hergebruikt en gedeeld, daalt het totale aantal geproduceerde goederen. Daar staan wel materialenefficiëntie en meer gebruiks-, onderhouds- en reparatiediensten tegenover. Het uiteindelijk effect van de overgang naar een circulaire economie op het bbp is dus a priori onduidelijk. In een dynamische economie zullen productiefactoren die vrijkomen als gevolg van de minderproductie bovendien elders hun weg zoeken in nieuwe activiteit. Het is dan opletten dat het grondstoffengebruik finaal niet opnieuw hoger komt te liggen.
Intussen wint de circulaire economie aan belang, zeker ook in België, maar blijft de lineaire economie wel veruit het dominante model. Ons land kan bogen op heel wat circulaire expertise en behoort inzake recyclage en circulair materialenverbruik al tot de Europese top. Daar staat wel een nog behoorlijke materialenvoetafdruk en zelfs erg grote materialeninvoerafhankelijkheid tegenover. Er blijft op die vlakken dus nog verbeterpotentieel. Bekeken vanuit een ruimer perspectief bestaan er in België veel beloftevolle, spontane initiatieven richting een circulaire economie. In veel gevallen betreft het evenwel kleine nicheprojecten (die naast het verminderen en hergebruik van materialen ook zijn gericht op herstelling van producten, huur- en deelactiviteiten,…) en blijft er nog een lange weg te gaan om die om te schalen tot mainstreampraktijk.
Dit onderzoeksrapport bestaat uit vijf delen. Sectie 1 bespreekt het concept ‘circulariteit’ en kadert het binnen gerelateerde gedachtenstromingen. Sectie 2 biedt een overzicht van de economische opportuniteiten die in de omslag naar een circulaire economie liggen vervat, maar wijst ook op de nog vele obstakels. Sectie 3 geeft een huidige stand van zaken betreffende de mate waarin de circulaire economie intussen voet aan de grond krijgt. De focus daarbij is zowel wereldwijd alsook specifiek op België gericht. We maken onder meer gebruik van de Circular Economy Indicators van Eurostat, die ook uitgebreid in bijlage bij dit rapport in een reeks figuren worden weergegeven. Sectie 4 bespreekt de rol van de overheid, met een ruw overzicht van de beleidsplannen en -acties op Europees vlak en in België. In sectie 5 formuleren we enkele slotbeschouwingen.
1. Concept en kadering
Van een lineaire economie...
De wereldeconomie kende sinds de start van de industriële revolutie zo’n 2,5 eeuwen geleden een forse groei. Technologische vernieuwing maar ook de beschikbaarheid van goedkope en ogenschijnlijk onbeperkte hoeveelheden natuurlijke hulpbronnen (fossiele brandstoffen, metalen en mineralen) droegen daartoe bij. De groei bracht een steeds hoger welvaarts- en consumptiepeil in grote delen van de wereld. De keerzijde is dat uitputting, verspilling en vervuiling vandaag op grote schaal voorkomen en het leefmilieu aantasten, met schade die vaak onherstelbaar is of dat dreigt te worden (bijv. ontbossing en verlies aan biodiversiteit).1 De belangrijkste oorzaak is dat de meeste bedrijven nog (vooral) actief zijn in traditionele productieketens, waarbij grondstoffen worden omgezet in producten die aan het einde van hun levensduur afval worden.
Deze ‘lineaire economie’, soms ook ‘wegwerpeconomie’ genoemd, is gekenmerkt door het drieledige take (delf grondstoffen), make (produceer goederen) en waste (gooi afval weg). Lineaire bedrijfsmodellen zijn erop gericht om zoveel mogelijk producten te verkopen tegen een zo laag mogelijke kost. Dat die vaak van mindere kwaliteit zijn en een beperkte levensduur hebben, draagt bij tot de wegwerpcultuur. Eenmaal in gebruik, neemt de waarde van producten meestal af, totdat ze afval worden en een negatieve waarde krijgen: je moet ervoor betalen om ervan af te geraken. Daarmee gaan waardevolle grondstoffen verloren en moeten nieuwe worden gedolven, wat de aarde uitput. Dumping zorgt ook voor ecologische schade (bijv. grote hoeveelheden plastic in de oceanen), terwijl de CO2-uitstoot die gepaard gaat met de vernietiging bijdraagt tot de opwarming van de aarde.
De komende decennia zal de wereldbevolking verder toenemen, van 8 miljard vandaag naar 9,7 miljard in 2050, en een steeds groter deel ervan in steden leven en tot de middenklasse toetreden (zie figuur 1).2 Uitgaande van het lineaire model zal de afvalproductie daardoor fors verder stijgen. Volgens een recente analyse van de Verenigde Naties zou, wanneer geen drastische actie wordt ondernomen, de hoeveelheid vast stedelijk afval (dus geen rekening houdend met het industriële afval) wereldwijd toenemen van 2,2 miljard ton in 2020 naar 3,8 miljard ton in 2050, een stijging van maar liefst 78%.3 Bijna een derde van die toename is toe te schrijven aan de verwachte groei van de wereldbevolking en ruim twee derde aan de verwachte groei van het wereld-bbp.
Ook de consumptie van natuurlijke hulpbronnen zal stevig blijven toenemen. Enerzijds zal decarbonisatie (d.i. de vervanging van fossiele brandstoffen door hernieuwbare energie) de consumptie van onder meer olie en gas weliswaar temperen. Maar daar staat tegenover dat de energietransitie gepaard gaat met een forse vraagstijging voor metalen en mineralen (koper, zilver, nikkel, lithium,…).4 Ook de (betere en meer duurzame) huisvesting en mobiliteit van de verder groeiende wereldbevolking zal de grondstoffenvraag (bijv. staal en cement) doen stijgen. Volgens een OESO-raming zou de wereldwijde grondstoffenvraag tussen 2018 en 2060 bijna verdubbelen van 89 tot 167 miljard ton.5 Dit heeft verschillende gevolgen. Ten eerste zijn de betreffende hulpbronnen (met uitzondering van hernieuwbare energie) slechts beperkt voorradig. Ten tweede leidt de winning en verwerking van grondstoffen tot grote milieudruk en klimaatverandering. Ten derde zijn bepaalde grondstoffen slechts in een beperkt aantal landen te winnen, waardoor grondstoffenafhankelijkheid en geopolitieke spanningen kunnen ontstaan.
...naar een circulaire economie
Al sinds de jaren 70 wordt nagedacht over hoe omgaan met de uitputtings- en afvalproblematiek. Vooral het toenmalige rapport van de Club van Rome over de grenzen aan de groei maakte veel ophef.6 Meer recent wint de gedachte terrein dat economische groei wél nog compatibel is met ecologisch evenwicht, maar dat vergt dan een ommezwaai in de manier waarop die groei wordt gerealiseerd. Specifieke aandacht daarbij krijgt de zogenoemde ‘kringloop- of circulaire economie’, als tegenpool van de ‘lineaire economie’. Het gaat om een economisch systeem dat zich als doel stelt om producten en grondstoffen zoveel mogelijk te hergebruiken en zomin mogelijk waarde te vernietigen.
Een circulair systeem heeft twee materiaalkringlopen: een biologische kringloop, waarin reststoffen na gebruik veilig terugstromen in de natuur, en een technische kringloop, waarbij producten of onderdelen ervan zo zijn ontworpen en vermarkt dat zij op hoogwaardige wijze terug kunnen worden gebruikt. Het systeem is dus ecologisch en economisch ‘restauratief’. De biologische kringloop impliceert het maximaal gebruik van zuivere, niet-toxische materialen. De technische kringloop veronderstelt dat producten gemakkelijk kunnen worden onderhouden, hersteld of opgeknapt om de gebruiksduur te verlengen. Dat kan leiden tot hergebruik door een nieuwe consument (tweede leven). Op het einde van de levensduur moeten componenten of materialen eenvoudig kunnen worden gedemonteerd, herwonnen en omgebogen tot nieuwe producten. Het systeem is dus ook ‘regeneratief’, d.w.z. zelfvernieuwend. Systeemdenken is een voornaam principe achter de circulaire economie. Dat betekent dat al van bij het ontwerp wordt nagedacht over de levenscyclus (inclusief het levenseinde) van producten, om zo gesloten cirkels mogelijk te maken.
Merk op dat de circulaire economie meer is dan recyclage. Bij recyclage worden rest- of afvalstoffen opnieuw gebruikt, maar doorgaans wel op een laagwaardige manier en pas aan het einde van de levenscyclus van producten. Meestal is er kwaliteitsverlies van herwonnen materialen, wat de herbruikbaarheid beperkt. Ook productidee, -design en technische specificaties gaan bij recyclage verloren. Daarom spreekt men daarbij vaak over downcycling in plaats van recycling (bijv. gebruik verpakkingsafval voor productie straatmeubilair). In de circulaire economie staat waardebehoud centraal, door producten vooreerst goed te onderhouden en desgevallend te herstellen of op te waarderen zodat ze langer meegaan (upcycling), vervolgens onderdelen te hergebruiken en als laatste de materialen die erin vervat liggen te hergebruiken. Recyclage is pas een laatste optie om de kringloop te sluiten. Het doel om producten voor een langere tijd als waardevol te beschouwen, ligt vervat in de zogenoemde R-strategieën: Refuse, Rethink, Reduce, Reuse, Repair, Refurbish, Remanufacture, Repurpose, Recover, Recycle.
Gerelateerde gedachtenstromingen
De circulaire economie groeide de voorbije jaren uit tot een nieuw buzz-woord. Het idee om het sluiten van kringlopen, eigen aan natuurlijke ecosystemen, over te nemen als model voor een meer natuurlijke ordening van de economie is echter niet nieuw en werd bij het begin van de jaren 70 gelanceerd door de Amerikaan Barry Commoner.7 Het idee van de levensduurverlenging van producten via hergebruik en recyclage werd voor het eerst uitgewerkt door de Zwitser Walter Stahel.8 Hij is de man achter de cradle to cradle-filosofie (van wieg tot wieg), die later door William McDonough en Michael Braungarten verder werd ontwikkeld.9 De centrale gedachte, die ook bij de circulaire economie terugkomt, is dat materialen na hun leven in een product nuttig in een ander product worden ingezet. Zij staat tegenover de cradle to grave-filosofie (van wieg tot graf) in de klassieke lineaire economie.
Soms worden de concepten ‘circulaire economie’ en ‘duurzame economie’ in één adem gebruikt, alsof het (nagenoeg) synoniemen zouden zijn. Niet helemaal terecht, want economische kringlopen kunnen desgevallend op niet-duurzame wijze worden gesloten. Zo kan recyclage op energie-intensieve of vervuilende manier gebeuren. Heel wat recyclagebedrijven veroorzaken bovendien stank- of geluidshinder voor omwonenden. Ook de praktijk van het verschepen van elektronisch afval naar ontwikkelingslanden om daar te worden gerecycleerd, heeft niet zelden negatieve gevolgen voor mens en milieu ter plaatse. Meer algemeen focust de gedachte van de circulaire economie, althans in zijn meest zuivere vorm, op ecologische aspecten en wordt de sociale dimensie die bij duurzaamheid eveneens primeert (mensenrechten, arbeidsvoorwaarden, e.d.), buiten beschouwing gelaten.
Dat is de reden waarom toch vaak ook de link wordt gelegd tussen de circulaire economie en een zogenoemde ‘collaboratieve economie’. Circulaire oplossingen die tegelijk kiezen voor samenwerking en gemeenschapsvorming bevorderen, zijn duurzamer. De cirkel duidt dan niet enkel op het sluiten van fysieke kringlopen, maar staat ook symbool voor nieuwe vormen van gemeenschappelijke actie. Om een circulaire economie te laten draaien, zijn immers nieuwe vormen van afstemming en samenwerking nodig. Een onderneming die een circulair product wil aanbieden, is hiervoor afhankelijk van de bereidheid van toeleveranciers om eveneens de filosofie van de circulaire economie in hun bedrijfsvoering op te nemen.
Ook de wisselwerking tussen producent en consument wordt intensiever, aangezien bedrijven in de circulaire economie steeds vaker een dienst in plaats van een product leveren. Dat laatste is gekend als de ‘prestatie-economie’. Die komt erop neer dat producten zelf en de grondstoffen die erin vervat liggen, eigendom blijven van bedrijven en klanten betalen voor het gebruik ervan, niet voor het bezit (bijv. bedrijf verkoopt licht in plaats van lampen). Ook de ‘deel- of wij-economie’ past in de circulaire benadering. In plaats van dat ieder afzonderlijk aankoopt, worden producten optimaal gebruikt door uitwisseling tussen gebruikers. Ongebruikte capaciteit (stilstaande auto’s, gereedschappen,…) wordt ingezet om producten maximaal te laten renderen. Niet alleen gedeeld gebruik, maar ook het samen ontwerpen en maken van producten (‘co-creatie’) kan ertoe bijdragen dat hulpbronnen efficiënter worden ingezet en distributieketens zo klein mogelijk worden gehouden.
2. Opportuniteiten maar ook obstakels
Economische opportuniteit
Er zijn meerdere redenen om de transitie naar een circulaire economie te maken. Er is niet alleen de enorme ecologische druk of de toenemende noodzaak vanuit de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen, die overigens ook alsmaar meer nodig zijn voor het bereiken van de vooropgestelde klimaatdoelstellingen (denk aan het gebruik van batterijen). Er liggen ook heel wat economische opportuniteiten vervat in de circulaire aanpak en, omgekeerd, houdt het doorgaan met het lineaire model economische risico’s in.
De circulaire economie biedt ondernemingen kansen om kosten te besparen door een lager grondstoffen- en materialengebruik, afvalvermindering en minder transport door stromen efficiënter te organiseren. Zij worden ook minder afhankelijk van de grondstoffen- en materialeninvoer uit veelal onstabiele landen. Europa is vandaag voor 21 kritieke ruwe materialen voor minstens 75% afhankelijk van de invoer van buiten de Unie.10 Voor 14 van die materialen is dat zelfs (zo goed als) 100%. Die afhankelijkheid impliceert belangrijke risico’s inzake bevoorrading en prijsontwikkeling. De toegang tot grondstoffen kan de volgende decennia minder voorspelbaar worden als gevolg van geopolitieke spanningen en/of doordat opkomende landen een alsmaar groter deel ervan naar zich zullen toetrekken. Los van de bevoorradingsonzekerheid zal dat mogelijk ook tot volatielere prijzen leiden.
Een ander voordeel is dat bedrijven zich in de circulaire economie kunnen onderscheiden met een nieuwe waardepropositie. Burgers omarmen alsmaar vaker het duurzaamheidsdenken, waarin de circulaire gedachte een vooraanstaande plaats inneemt. Nieuwe verdienmodellen gebaseerd op gebruik in plaats van bezit van goederen zorgen er ook voor dat bedrijven een intensere, langdurige relatie met klanten kunnen opbouwen. Zij dragen bij tot een betere kennis van klanten en hun veranderende behoeften, wat het voeren van een customer centric-beleid vereenvoudigt. Ook voor de klanten zelf kan dit voordelen opleveren. Zij zijn immers niet meer zelf verantwoordelijk voor het onderhoud en de herstelling van producten of voor de laatste technologische updates.
Verder kan de circulaire economie een motor zijn voor product-, proces- en systeeminnovaties. Door innovatie te richten op oplossingen voor grote maatschappelijke problemen, gaan economische en maatschappelijke meerwaarde hand in hand. De grote maatschappelijke uitdagingen vormen namelijk bij uitstek ook de markten van de toekomst waarop door bedrijven kan worden ingespeeld. Het gaat dan bijvoorbeeld om mobiliteitsproblemen of uitdagingen op het vlak van de klimaatverandering of de gezondheidszorg en demografie. Een concreet voorbeeld betreft het sterk toenemend aantal eenpersoonsgezinnen - een verschijnsel dat zich overal in Europa voordoet -, wat het potentieel van de deeleconomie fors aan belang kan doen winnen.11 Ook nieuwe technologieën (robotisering in recyclageprocessen, predictive maintenance, zelfhelende materialen,…) zullen de transitie naar een meer circulaire economie versnellen.
Wat finaal het economisch potentieel zal zijn, blijft niettemin erg onzeker.12 De weinige becijferingen houden immers met de afgeleide, dynamische effecten van circulariteit doorgaans geen rekening. Doordat producten langer meegaan en vaker worden hergebruikt en gedeeld, daalt het totale aantal geproduceerde goederen. Daar staan wel materialenefficiëntie en meer gebruiks-, onderhouds- en reparatiediensten tegenover. Het uiteindelijk effect van de overgang naar een circulaire economie op het bruto binnenlands product (bbp) en de werkgelegenheid is dus a priori onduidelijk. In een dynamische economie zullen productiefactoren die vrijkomen als gevolg van de minderproductie bovendien elders hun weg zoeken in nieuwe activiteit. Het is dan opletten dat het grondstoffengebruik finaal niet opnieuw hoger komt te liggen en de baten van de initiële overgang naar een circulaire economie niet deels teniet worden gedaan.
Nog heel wat obstakels
De omslag naar een circulaire economie verloopt niet vanzelf en is een lang en complex traject met heel wat obstakels. De lineaire economie is immers diepgeworteld en sterk gebaseerd op de verkoop van zoveel mogelijk nieuwe producten, niet zelden met een eerder korte levensduur. Specifiek belemmert vooral ‘padafhankelijkheid’ de circulaire economie. Keuzes uit het verleden hebben vorm gegeven aan onze huidige instituties, infrastructuur en kennis en oefenen een blijvende invloed uit op toekomstige ontwikkelingen.
Zo zijn heersende boekhoudregels, wettelijke en juridische kaders, e.d. sterk op het lineaire denken afgestemd. Bij consumentenbescherming, eigendomsrechten, productaansprakelijkheid en -garantie is productverkoop veelal nog het uitgangspunt. Begrippen als grondstof, materiaal en afval hebben vandaag een specifieke juridische of economische betekenis die lang niet altijd overeenstemt met de circulaire gedachte en vaak verschilt van land tot land. Wat in het ene land wordt gezien als een grondstof kan zodra de grens wordt overgestoken als afvalstof worden bestempeld. Door starheid in de wettelijke kaders duiken ten slotte ook problemen op (bijv. inzake arbeidsrecht of fiscaliteit) wanneer initiatieven in de deeleconomie uitgroeien tot commerciële activiteiten.
Een specifieke rem op de circulaire economie zijn aanloopinvesteringen. Modellen gebaseerd op het leveren van diensten i.p.v. de verkoop van producten vereisen grote werkkapitalen, omdat er geen overdracht van producteigendom is en producten dus een activapositie op de bedrijfsbalans vormen. Om kans op slagen te hebben, is dan vaak een verscheidenheid aan financiering nodig (zie kader 1). Een andere financieel obstakel is dat circulaire productieketens vaak nog duurder uitvallen dan lineaire. Dat komt door hogere management- en planningskosten en doordat gerecycleerde materialen veelal duurder zijn dan nieuwe omdat recyclage vaak nog op te kleine schaal plaatsvindt (dat laatste verdwijnt wel naarmate grondstoffen duurder worden). Ook is er nog een ongelijk speelveld in het voordeel van de lineaire economie. Kosten inzake afvalverwerking, bodemsanering, gezondheidszorg,… worden niet altijd (volledig) geïnternaliseerd maar (deels) op de samenleving afgewenteld.
Ook operationele obstakels verhinderen dat de circulaire economie snel tot stand komt. Een onderneming die een circulair product wil aanbieden, is hiervoor vaak afhankelijk van de bereidheid en het tempo waarmee ook toeleveranciers de circulaire economie opnemen in hun bedrijfsvoering. Het samenwerken binnen en tussen productieketens om tot nieuwe circulaire productcombinaties te komen, vergt een industriële symbiose die niet eenvoudig te realiseren is. Het handelsmodel in de circulaire economie dat meer is gebaseerd op het leveren van diensten is bovendien een stuk complexer, met grote logistieke uitdagingen, nieuwe prijsmechanismen en het managen van contracten in plaats van het eenvoudig leveren van producten.
Gerelateerd hieraan zijn technologische obstakels. Zo is er een afnemende efficiëntie van het hergebruik van materialen. De bindende eigenschappen van vezelhoudende stoffen (papier, katoen,…) nemen af telkens er wordt gerecycleerd. Materialen eindeloos zonder kwaliteitsverlies in een kringloop houden, is dus niet (altijd) mogelijk. Bovendien neemt de complexiteit van nieuw op de markt gebrachte producten exponentieel toe: ze worden kleiner en het aantal gebruikte materialen per product stijgt. Daardoor vergroot ook de complexiteit van recyclageprocessen. Een ander probleem is dat hergebruik en levensduurverlenging technologische vooruitgang in de weg kunnen staan. Nieuwe producten hebben meestal nieuwe functionaliteiten (bijv. veiligheidsvoorzieningen in nieuwe auto’s), zodat het niet altijd voor de hand ligt om oude producten lang te blijven gebruiken.
Ten slotte zijn er ook sociaal-culturele obstakels. Consumenten verkiezen nieuwe producten doorgaans nog altijd boven al gebruikte of gerecycleerde. Die laatste worden vaak nog als inferieur beschouwd met een mindere kwaliteit of als onderdeel van een grijs handelscircuit. Consumenten denken ook nog altijd in termen van producten in plaats van functionaliteiten. Eigenaarschap over (veel) producten geeft mensen een positief gevoel. Het gaat immers gepaard met het genot en de vrijheid om met het product te doen wat men zelf wil (bijv. verkopen, doorgeven in een nalatenschap). Mensen zijn bovendien statusgevoelig en goederenbezit toont anderen dat ‘het voor de wind gaat’. Omgekeerd is het best mogelijk dat consumenten in een circulaire economie minder zorgvuldig met producten zouden omgaan, omdat ze niet hun eigendom zijn. Daardoor kunnen ze sneller stuk gaan en wordt hun levensduur korter in plaats van langer.
Kader 1 - Financiering van circulair ondernemen
De financiering van innoverende bedrijfsmodellen en technologieën is altijd complex. Dat komt doordat investeringen die met nieuwe ideeën gepaard gaan veelal erg risicovol zijn en zich pas op de langere termijn terugverdienen. In de circulaire economie zijn er naast traditionele risico’s (bijv. het niet aanslaan van een nieuwe idee bij de consument) bijkomende risico’s die specifiek verband houden met dit nieuwe model. Voorbeelden zijn: de grotere fysieke afhankelijkheid (bevoorrading) tussen bedrijven (wat bijv. een performantierisico van leveranciers creëert), de drastische wijziging van de cash flow van bedrijven door nieuwe verdienmodellen, veranderingen in de waarde van waarborgen in nieuwe ‘van bezit naar gebruik’-systemen, en de juiste inschatting van de waarde van een product gegeven dat het in circulaire businessmodellen nog een tweede leven krijgt en dus een restwaarde bezit.
Dat verklaart waarom innovatieve of snel groeiende bedrijven ook in de circulaire economie naast de gangbare financiering via bankkrediet veelal nood hebben aan bijkomend risicokapitaal. Daarbij verschijnen onder meer business angels op de radar: kapitaalkrachtige personen die samen met hun financiële inbreng ook knowhow aan startende bedrijven bijbrengen. Ook private equity is een vorm van risicokapitaal waarbij de investeerder zich actief in het ondernemingsbeleid engageert. Hij investeert niet alleen zelf maar vooral ook kapitaal dat door private en institutionele beleggers in fondsen is bijeengebracht. Venture capital is een bijzondere vorm van private equity, gericht op de financiering van jonge bedrijven.
Wanneer meerdere actoren investeren, wordt het risico gespreid. In de praktijk komt men veelal tot hybride financiering met een pakket van oplossingen waarbij een bank partijen uit haar netwerk bijeenbrengt die onderdelen van de totale financieringsmix verzorgen. Naast zijn primaire rol als (gedeeltelijke) financier van circulaire ondernemers kan de financiële sector ook een secundaire rol spelen van netwerkpartner en kennisleverancier. Het gaat daarbij onder meer om het combineren van inzichten in circulaire bedrijfsmodellen met kennis van financiële producten en risicobeheer. Zo kunnen leasingformules bijvoorbeeld uitkomst bieden voor de financiering van ‘pay per use’- of ‘van bezit naar gebruik’-systemen in de circulaire economie.
De financiering kan worden vergemakkelijkt wanneer specifiek aan circulaire ondernemingen verbonden risico’s worden getemperd door het betrekken van bijkomende partijen, zoals verzekeringsmaatschappijen (die het performantierisico kunnen indekken), factoringmaatschappijen (die vorderingen van klanten overnemen) of verschaffers van overheidsgaranties. Verder kunnen circulaire initiatieven financieel ook (mee) worden ondersteund via overheidssubsidies, op lokaal niveau (bijv. in Vlaanderen door VLAIO) of Europees niveau (bijv. European Innovation Council, EU-EIC). Veelal gaat het hier om kleinere projecten en om middelen die vooral de opstartkosten bij nieuwe circulaire initiatieven moeten dekken.
3. Een stand van zaken
Wereldwijd perspectief
De afgelopen jaren namen de algemene aandacht rond circulariteit (in de media, debatten, wetenschappelijk onderzoek, e.d.) fors toe, wat duidt op een groeiend bewustzijn. Toch wordt, althans op wereldvlak, onvoldoende vooruitgang geboekt op het veld. Meer zelfs, volgens het Circularity Gap Report 2024, een jaarlijkse publicatie van Deloitte en de Circle Economy Foundation, nam het aandeel van secundaire (d.w.z. teruggewonnen) materialen in het geheel van gebruikte materialen wereldwijd gestaag af, van 9,1% in 2018 (eerste meting) naar 7,2% in 2023. Die daling vond plaats tegen de achtergrond van een sterk toegenomen volume aan wereldwijde materialenconsumptie. Volgens het vermelde rapport zou die consumptie in de vermelde zesjaarsperiode (2018-2023) liefst 28% hebben bedragen van alle materialen die de mensheid sinds 1900 heeft geconsumeerd.13
Het teleurstellend resultaat verbergt dat, uitgedrukt in tonnage, de hoeveelheid gebruikte secundaire materialen op wereldvlak wel toeneemt. Bovendien bestaan er op landenvlak grote verschillen in de mate waarin de circulaire economie intussen voet aan de grond krijgt. Een studie van eind 2021, gepubliceerd in de Journal of Environmental Management, becijferde een Circular Economy Business Index (CEBIX) voor een groep van 49 landen.14 Het betreft een samengestelde index die is gebaseerd op 17 praktijken die bedrijven hebben geïmplementeerd om de afvalproductie te verminderen en het hergebruik van materialen en energie te verbeteren. De gehanteerde steekproef omvat data van zo’n 27.000 bedrijven uit 10 sectoren in de betreffende landen over de periode 2014-2019. Figuur 2 toont de 15 best en 15 slechtst scorende landen. De meeste Europese landen en Japan scoren relatief goed. De VS en China behoren tot de groep van relatief slecht presterende landen. België neemt in de landenrangschikking een 14e plaats in.
De Global Waste Index is een eveneens samengestelde index die voor de 38 OESO-landen analyseert in welke mate ze afval produceren en hoe ze ermee omgaan (storten, verbranden, recycleren,…). Figuur 3 toont de meest recente index met betrekking tot 2022.15 Zuid-Korea, Denemarken en Duitsland zijn de drie best scorende landen, Turkije, Letland en Chili de drie slechtst scorende landen. België bekleedt in de rangschikking van OESO-landen een 11e plaats. Er zijn landen (bijv. Colombia en Costa Rica) die relatief weinig afval produceren, maar door de slechte behandeling ervan toch geen goede algemene score voor de index behalen. Omgekeerd zijn er landen (bijv. Denemarken en Noorwegen) met relatief veel afval die toch een goede score behalen omwille van weinig storten en verbranden.
België in EU-perspectief
Gezien zijn meerdere dimensies is het lastig om circulariteit in één cijfer te vatten en over landen heen te vergelijken. Maatstaven zoals de besproken CEBIX-index moeten dus voorzichtig worden geïnterpreteerd. Het is beter om de vooruitgang in meer detail op een veelheid van circulaire aspecten te bekijken. Nuttig zijn de Circular Economy Indicators die Eurostat publiceert voor de lidstaten van de Europese Unie (EU27). Het betreft een geheel van indicatoren die, hoewel ze niet de hele complexe realiteit van circulariteit reflecteren, toch een beeld verschaffen over de aan de gang zijnde tendensen en internationale verschillen. In de bijlage bij dit rapport (zie blz. 12-17)tonen we de betrokken indicatoren in een set van figuren. We vergelijken daarbij België met drie buurlanden (Nederland, Duitsland en Frankrijk) en de EU27. De bijlage is onderverdeeld in drie thema’s: (1) materialenverbruik en -afhankelijkheid; (2) afvalproductie en -behandeling; (3) secundair materialengebruik en ruimere circulariteit. Hieronder bespreken we de voornaamste bevindingen.
Materialenverbruik en -afhankelijkheid
In economieën die sterk van de uitvoer afhankelijk zijn, zoals België, is een belangrijk deel van de materialeninzet in de economie bestemd voor het buitenland. De ‘directe materialeninzet’ (uitgedrukt per capita) is in België dus hoog, boven die in de buurlanden, maar toch niet bij de hoogste in de EU27. Het cijfer bleef het voorbije decennium vrij stabiel. De ‘binnenlandse materialenconsumptie’ (d.w.z. exclusief materialen verwerkt in producten die worden uitgevoerd) daalde wel en is in België eerder laag in EU-perspectief, al ligt die in Frankrijk en vooral Nederland wel lager. De ‘materialenvoetafdruk’ geeft de hoeveelheid materialen weer die nodig zijn om de in het land geconsumeerde goederen te produceren.16 De indicator houdt, in geval van invoer, rekening met buitenlands materiaalverbruik stroomafwaarts in de productieketen. België scoort in EU-perspectief gemiddeld en de evolutie van de voetafdruk bleef er het voorbije anderhalve decennium ruwweg ongewijzigd. Dat verbetering mogelijk is, blijkt uit de vergelijking met Nederland, waar de afdruk veel lager ligt.
De ‘materialenproductiviteit’ verhoudt het reële bbp tot het binnenlands materiaalverbruik (d.w.z. hoeveelheid gewonnen in het binnenland, plus alle fysieke invoer min alle fysieke uitvoer) en meet de mate waarin de economische activiteit zich van materalen ontkoppelt. De indicator nam de voorbije decennia in nagenoeg alle EU-landen toe. In België en de buurlanden was die toename iets groter dan in de hele EU. Een nuancering is dat de trendmatige verbetering deels is toe te schrijven aan het stijgend aandeel in het bbp van de dienstensectoren, waar relatief weinig materialen worden ingezet. Inzake niveau van de materialenproductiviteit scoort vooral Nederland opnieuw erg goed: de indicator ligt er ruim twee keer zo hoog als gemiddeld in de EU. In België, dat ook nog goed scoort, is dat anderhalve keer het EU-cijfer. De materialeninzet in de economie daalt verhoudingsgewijs, maar België (ook Nederland) is er sterk en in toenemende mate voor afhankelijk van de invoer uit het buitenland. Dat maakt het erg kwetsbaar voor stijgende prijzen en leveringsonzekerheid.
Productie en behandeling van afval
België produceert per inwoner meer (huishoudelijk, industrieel en ander) afval dan gemiddeld in de EU en de hoeveelheid nam de jongste jaren ook toe. Ditmaal scoort Nederland slechter, maar Duitsland en Frankrijk beter. Ook uitgedrukt in verhouding tot de economische activiteit (bbp) is de afvalproductie in België relatief hoog en oplopend. Er is dus zeker nog verbeterpotentieel inzake afvalpreventie. Een specifiek probleem voor België is dat er, in vergelijking met andere EU-landen, erg veel voedingsafval wordt geproduceerd. Ook het (plastic en ander) verpakkingsafval nam de voorbije jaren toe, al scoort België hier eerder gemiddeld vergeleken met andere EU-landen.
Tegenover de relatief minder goede prestatie van België inzake afvalpreventie en -productie staat wel een erg grote mate van recyclage. België is binnen de EU zelfs koploper met de hoogste recyclagegraad voor het geheel van geproduceerd afval. Ook Nederland scoort hier goed. Van het afval dat niet wordt gerecycleerd, wordt slechts een kleine fractie gestort, de rest door verbranding omgezet in energie. Specifiek voor de recyclage van stedelijk afval doet België het ook niet slecht, maar moeten we Duitsland en Nederland laten voorgaan. Bovendien bleef die recyclage in België het voorbije decennium eerder constant, terwijl die elders wel toenam. Voor verpakkingsafval scoort België relatief goed inzake recyclage van houten, metalen en glazen verpakkingen. Hoewel toenemend, is er vooral inzake de recyclage van plastic verpakkingen, ook elders in de EU, nog veel ruimte voor verbetering. De recyclage van elektrisch en elektronisch afval, ten slotte, is sterk maar daalt wel.
Secundair materialengebruik en ruimere circulariteit
Een voorname indicator van circulariteit betreft het hergebruik (‘secundaire inzet’) van gerecycleerde materialen, uitgedrukt in verhouding tot het totale materialenverbruik in de economie. België presteert voor deze ‘circular material use rate’ erg goed met een, op Nederland (28%) na, hoogste cijfer (22%) in de EU. De trendmatige toename ervan geeft aan dat België alsmaar meer, zij het langzaam, circulair wordt op vlak van materialen. Cijfers voor de hele EU (niet in de Eurostat-database beschikbaar op landenniveau) tonen dat het hergebruik erg verschillend is naargelang de aard van het materiaal en het hoogst is voor klassieke materialen als lood en koper. Materialen worden niet altijd in het land zelf gerecycleerd en hergebruikt. Er bestaat een levendige internationale handel inzake recycleerbare materialen. Nederland is in de EU koploper voor zowel de uit- als invoer ervan (extra EU27). Na Nederland is België de grootste uitvoerder van recycleerbare materialen, vóór Duitsland en Frankrijk. Inzake de invoer ervan neemt België een minder prominente plaats in.
De circulaire economie omvat, naast afvalinzameling, recyclage en hergebruik van materialen, een breed scala aan andere economische activiteiten: onderhoud en herstelling, verhuur, deelplatforms, tweedehandswinkels,…. Welke activiteit precies tot de circulaire economie behoort, is deels arbitrair en vaak moeilijk in één cijfer te vatten. De Eurostat-indicatoren omvatten ook een raming van het aandeel van ‘typische’ circulaire sectoren in de totale economie. Naast de activiteiten inzake afvalverwerking en -recyclage worden daarbij ook de onderhouds- en reparatiesector en lease- en verhuursector in rekening gebracht.17 Voor het aandeel van de betrokken sectoren in de totale toegevoegde waarde in de economie scoort België in EU-perspectief gemiddeld. Het aandeel ervan in de totale werkgelegenheid is in België eerder laag. Voor beide aandelen bleef het Belgische cijfer het voorbije 1,5 decennium bovendien stabiel, terwijl er in de hele EU en in Duitsland in het bijzonder wel een stijging was. De Eurostat-benadering is evenwel ruw en in werkelijkheid ligt de circulaire activiteit ongetwijfeld hoger (zie kader 2 voor voorbeelden in België). Merk ook op dat, hoewel België o.b.v. de Eurostat-inschatting middelmatig scoort, er in de betrokken sectoren wel relatief veel wordt geïnvesteerd. Samen met Oostenrijk bekleedt België op dat vlak zelfs de eerste plaats binnen de EU.
Kader 2 - Voorbeelden van circulair ondernemen in België
Veel Belgische bedrijven passen vandaag reeds een of meerdere principes van de circulaire economie toe. De sectoren waarin zij actief zijn, zijn erg divers en het betreft zowel (grote) gevestigde bedrijven alsook jonge beloftevolle bedrijven die eerder op kleinschalige wijze, vaak in een bepaalde niche, trachten een bijdrage te leveren.
Een groot deel van de al bestaande circulaire economie in België houdt verband met afvalbeheer en recyclage. Inzake afvalbeheer is Indaver specialist. Het bedrijf, in 1985 opgericht door de openbare Vlaamse afvalstoffenmaatschappij (OVAM), zet sterk in op materialenrecuperatie. Daarbij wordt ook gekeken naar de kleinste bouwstenen (moleculen) van afvalstoffen, vooral uit de chemische en farmaceutische sector. Inzake recyclage zijn Umicore en Deceuninck mooie voorbeelden. Umicore Precious Metals Refining is één van de grootste recyclageparken voor edelmetalen ter wereld. Deceuninck, producent van PVC-kunststofprofielen, recycleert oude ramen en rolluiken om die te verwerken in nieuwe raamsystemen. Diverse bedrijven, waaronder bijv. Group Machiels, zijn ook actief op vlak van Enhanced Landfill Mining, d.i. het opgraven en valoriseren van vroeger gedumpt afval op stortplaatsen. Er zijn verder ook jonge startups actief in afvalbeheer. Een voorbeeld is Tictopia, dat oude defecte elektronische materialen ophaalt, ze reviseert en weer op de markt brengt.
Een aantal bedrijven passen ook reeds succesvol de strategie van industriële symbiose toe. Een mooi voorbeeld is BASF in Antwerpen. De installaties zijn er zo met elkaar verbonden dat de eind- of nevenproducten van de ene installatie de grondstoffen of voorproducten vormen voor andere installaties, ook in andere nabijgelegen ondernemingen (onder andere EuroChem en Air Liquide). In veel bedrijven betreft het circulair ondernemen nevenactiviteiten of specifieke initiatieven. Zo opende retailketen JBC in 2022 een eerste Repair Corner, waar klanten kapotte kledij kunnen laten herstellen. Warenhuisketen Colruyt Group heeft tal van circulaire projecten lopen, waaronder het maximaal gebruik van gerecycleerd materiaal voor verpakkingen en de toepassing van circulaire bouwmethodes.
Heel wat initiatieven van circulair ondernemen in België betreffen niche-activiteiten, vaak door kleine jonge startups. Een voorbeeld van zo’n bedrijf, dat in maart 2024 de eerste Circular Business Award van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) in ontvangst mocht nemen, is Juunnoo, een producent van modulaire, herbruikbare binnenwanden voor gebouwen. De Silver en Bronze Award waren voor Snappies, dat een b2b-service biedt van wasbare luiers voor kinderdagverblijven, en Out of Use, dat voor afgedankte of ongebruikte IT-materialen duurzame oplossingen voorstelt. Via het platform Startit@KBC, waarin KBC Groep één van de partners is, worden overigens heel wat nieuwe initiatieven die binnen de circulaire economie vallen ondersteund.1 Het betreft een incubator die early stage, innovatief ondernemerschap ondersteunt, door ruimte, expertise en een netwerk ter beschikking te stellen. Tabel 1 geeft enkele voorbeelden van circulaire startups die ondersteund zijn geweest of momenteel worden door Startit@KBC.
1 Zie https://startit-x.com/en/accelerate/all-startups.
Tabel 1 - Tien voorbeelden van circulaire startups die ondersteund werden/worden door Startit@KBC
Startup | Activiteit | Website |
---|---|---|
Book in Belgium | Online marktplaats voor aan- en verkoop van tweedehandsboeken | www.booksinbelgium.be |
Carpet of Life | Vrouwen in de Marokkaanse Sahara transformeren jouw oude garderobe tot een nieuw tapijt | www.carpetoflife.be |
From waste to wind | Ontwerp en bouw van windturbines voor huishoudens o.b.v. gerecycleerde plastic | www.fromwastetowind.com |
Pop'Kidz | Kleding die meegroeit met leeftijd baby | www.pop-kidz.be |
Green Circle Salons | Recycling van haarafval in kappersindustrie | https://greencirclesalons.eu/ |
Okret | Take-back en re-commerce systemen en consultancy voor modebedrijven | https://okret.be/ |
Greenzy | Toestel om gemakkelijk binnenshuis organisch afval te composteren | https://offre.greenzy.eu/ |
Noosa | Ontwikkeling van 100% recycleerbare textielvezels | https://noosafiber.com/ |
Billie Cup | Drankjes in herbruikbare beker | https://billiecup.com/nl/ |
Sofar | Zetels met vervangbare en recycleerbare onderdelen en QR-code om levenslang op te volgen | https://sofar.club/ |
4. Rol van de overheid
Hoewel heel wat circulaire activiteiten vorm krijgen, blijft de lineaire economie veruit het dominante model. Een economie met (nagenoeg) volledig gesloten kringlopen zal niet in een nabije toekomst worden bereikt. Dat neemt niet weg dat een economie met significant meer vormen van kringloopsluiting op termijn mogelijk is en moet worden nagestreefd. Het potentieel hangt ook af van de rol die de overheid speelt in het mogelijk maken en bespoedigen van een circulaire economie. Een vereiste is dat wetgeving erop is afgestemd en binnen de EU wordt geharmoniseerd. Ook moet overregulering worden vermeden. Het gebruik van secundaire grondstoffen in nieuwe producten wordt nog vaak belemmerd door reglementering inzake milieu, gezondheid of productveiligheid. Die voldoen meestal wel aan legitieme doelstellingen, maar bij de uitwerking wordt veelal geen rekening gehouden met een efficiënt materialengebruik. Verder kan de overheid inzetten op sensibilisering. Bedrijven zijn zich vaak niet bewust van het potentieel van de circulaire economie, terwijl consumenten nog wantrouwig staan tegenover gerecycleerde stromen en het delen van goederen. Via de fiscaliteit kan de overheid ertoe bijdragen dat negatieve maatschappelijke effecten van lineaire productie op een transparante manier in de prijzen worden doorgerekend. Ten slotte kan zij ook optreden als facilitator, door kennis samen te brengen of innovatie te stimuleren, en zelf het goede voorbeeld geven, door in de eigen werking en opdrachten de circulaire gedachte maximaal ingang te doen vinden.
Op Europees niveau gaat het beleid inzake circulariteit terug tot 2015, toen een eerste actieplan werd gelanceerd. In maart 2020 presenteerde de Europese Commissie een nieuw ambitieus plan (Circular Economy Action Plan, CEAP), dat kadert binnen de Europese Green Deal en als doel heeft (1) duurzame productontwerpen en productieprocessen te bevorderen, (2) afval te verminderen en (3) de positie van consument te versterken, vooral door de toegang tot betrouwbare informatie over de duurzaamheid van producten te verbeteren. De focus ligt op sectoren die veel grondstoffen gebruiken (elektronica, batterijen, verpakkingen, kunststoffen, textiel, voeding, bouw). In februari 2021 nam het Parlement een resolutie aan over het actieplan, waarin aanvullende maatregelen worden gevraagd om tegen 2050 een koolstofneutrale, milieuduurzame en volledig circulaire economie tot stand te brengen, met inbegrip van strengere recyclageregels en bindende streefcijfers voor materiaalgebruik tegen 2030.
Sinds het voorjaar van 2022 stelde de Commissie een ruime reeks concrete regels en voorstellen voor als onderdeel van het CEAP.18 Enkele sprekende voorbeelden: een verbod op de vernietiging van bepaalde niet-verkochte consumptiegoederen, het recht van de consument om een fabrikant te verzoeken een product te herstellen als dit technisch mogelijk is, een verlening met 12 maandenvan de aansprakelijkheid van de verkoper na herstelling, de verplichting van een USB-C-aansluiting als universele oplaadnorm, verplichte statiegeldregelingen voor plastic flessen en aluminium blikjes, betere bescherming van de consument tegen misleidende groene claims,…. De initiatieven illustreren dat in het Europees beleid inzake circulariteit de focus gaandeweg meer komt te liggen op initiatieven hogerop in de afvalhiërarchie, waaronder het bevorderen van hergebruik van producten.
Daarnaast wordt ook de rapportering van bedrijven rond circulariteit in de EU-regelgeving alsmaar belangrijker. Zo legt de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) voor grotere bedrijven richtlijnen vast over hoe duurzaamheid te integreren in hun businessmodellen en hoe de externe impact van hun activiteiten op milieu, mens en maatschappij te beheren. De eerste rapportering moet gebeuren in 2025 over het boekjaar 2024 en omvat ook een rapportering rond grondstoffengebruik en circulaire economie. Binnen de CSRD wordt een nieuw classificatiesysteem toegepast, de zogenoemde EU Taxonomy, dat bedrijven een kader en duidelijkheid moet bieden over welke activiteiten als duurzaam worden beschouwd. Daarin liggen zes milieudoelstellingen vervat, waar de overschakeling naar een circulaire economie er één van is.
Op Belgisch niveau keurde de regering eind 2021 het Federaal Actieplan Circulaire Economie goed. Het plan omvat 25 voorstellen die onder de federale bevoegdheid vallen en vooral betrekking hebben op productnormen en consumentenbescherming. Het is bedoeld als aanvulling op de acties die door de regio's worden ondernomen. De samenwerking tussen het federale niveau en de regio's vindt plaats via het Intra-Belgisch Platform voor Circulaire Economie (IBPCE).19 De regionale plannen betrekken zoveel mogelijk maatschappelijke partners (bedrijfsleven, financiële wereld, social profit, kennisinstellingen,…) teneinde via gecoördineerde acties de nodige circulaire omslag te kunnen maken. In Vlaanderen draagt dat partnerschap de naam Vlaanderen Circulair, dat ook investeert in de monitoring van prestaties en in onderzoek via het Steunpunt Circulaire Economie. Positief is overigens dat ook vanuit het bedrijfsleven alsmaar meer inspanningen worden geleverd om de vorderingen inzake circulariteit in België in kaart te brengen. Het intussen tweede Vooruitgangsrapport Circulaire Economie van het VBO verdient daarbij bijzondere aandacht.20
België kan bogen op heel wat circulaire expertise en behoort vandaag inzake recyclage en circulair materialenverbruik al tot de Europese top. Daar staat wel een nog behoorlijke materialenvoetafdruk en zelfs erg grote materialeninvoerafhankelijkheid tegenover. Er blijft dus nog werk aan de winkel om op die vlakken verbetering te realiseren en de economie robuuster te maken. Bekeken vanuit een ruimer perspectief bestaan er in België veel beloftevolle, spontane initiatieven richting een circulaire economie. In veel gevallen betreft het evenwel kleine nicheprojecten en blijft er nog een lange weg te gaan om die om te schalen tot mainstreampraktijk. Door een gebrek aan macro-cijfers over die veelheid aan initiatieven, die verspreid zitten over alle sectoren, blijft het bovendien moeilijk om een goed, laat staan volledig, beeld te krijgen over de mate waarin de economie als geheel richting meer circulariteit evolueert. De beschikbare cijfers hebben vooral betrekking op de klassieke activiteiten inzake afvalstoffen- en materialenbeheer en veel minder op andere circulaire activiteiten (herstelling en onderhoud, huur- en deelinitiatieven,…).
Het succes van de transitie naar een circulaire economie hangt sterk af van de mate waarin het bewustzijn groeit dat vasthouden aan de huidige manier van lineair produceren en consumeren op termijn onhoudbaar is. Dat vraagt niet enkel om een sturing waarbij niet-circulair gedrag van bedrijven en burgers wordt ontmoedigd, maar allicht meer nog om het creëren van een omgeving waarin circulair gedrag makkelijk en logisch wordt.21 Belangrijk daarbij is ervoor te zorgen dat de omslag richting een circulaire economie niet ten koste gaat van economische activiteit en werkgelegenheid, maar integendeel nieuwe groeikansen biedt. Economische groei blijft immers essentieel om andere voorname uitdagingen (denk aan de vergrijzing van de bevolking) het hoofd te kunnen bieden. Vanuit het overheidsbeleid moet daarom inzake circulariteit vooral worden ingezet op het wegwerken van barrières en het benutten van drijfveren. Voor de bedrijven impliceert dit ook het verbeteren van het algemeen ondernemingsklimaat, zodat nieuw circulair ondernemerschap alle kansen krijgt.
Bijlage 1. Materialenverbruik en -afhankelijkheid
Bijlage 2. Productie en behandeling van afval
Bijlage 3. Secundair materialenverbruik en ruimere circulariteit
1 Volgens het Wereld Economisch Forum (WEF) zou meer dan 90% van het verlies aan biodiversiteit zijn toe te schrijven aan de ontginning en verwerking van natuurlijke grondstoffen.
2 Zie bijv. Kharas (2023), “The rise of the global middle class: how the search for the good life can change the world”, Brookings Institute.
3 UN Environment Programme (2024), “Beyond an age of waste: turning rubbish into a resource”, Global Waste Management Outlook.
4 Zie bijv. Watari et al. (2019), “Total material requirement for the global energy transition to 2050”, in Resources, Conservation and Recycling, vol. 148, p. 91-103.
5 OESO (2018), “Global material resources outlook to 2060: economic drivers and environmental consequences”. Merk op: bij het begin van de 20ste eeuw bedroeg de wereldwijde winning van grondstoffen slechts 6 miljard ton.
6 Volgens het Wereld Economisch Forum (WEF) zou meer dan 90% van het verlies aan biodiversiteit zijn toe te schrijven aan de ontginning en verwerking van natuurlijke grondstoffen.
7 Barry Commoner (1971), “The closing circle: nature, man and technology”.
8 Walter Stahel (1982), “The product life factor”.
9 William Mcdonough en Michael Braungarten (2002), “Cradle to cradle: remaking the way we make things”.
10 Europese Commission (2023), “Study on the critical raw materials for the EU”.
11 Zie bijv. Pieter van de Glind (2013), “The consumer potential of collaborative consumption”, Universiteit van Utrecht.
12 Over de inschatting van het potentieel van de circulaire economie in België, zie bijv. Theo Geerken et al. (2019), “Assessment of the potential of a circular economy in open economies – Case of Belgium”, Journal of Cleaner Production, vol. 227, p. 683-699.
13 Deloitte en Circle Economy Foundation (2024), “The circular economy is gaining popularity, but falling short on action”, The Circularity Gap Report 2024.
14 García-Sánchez et al. (2021), “Which region and which sector leads the circular economy? CEBIX, a multivariant index based on business actions”, Journal of Environmental Management, vol. 297.
15 Sensoneo (2023): Global Waste Index | SENSONEO.
16 Materialen, zoals hier gedefinieerd, bestaan uit vier categorieën: biomassa (bijv. hout), fossiel (bijv. olie), metalen (bijv. ijzererts) en mineralen (bijv. zand).
17 Deze afbakening van de betrokken circulaire sectoren o.b.v. het systeem van NACE-codes is vrij ruw. Ondernemingen kunnen verschillende economische activiteiten hebben, waarvan sommige wel en andere niet circulair zijn. Bovendien kunnen ook in andere dan de hier meegenomen sectoren circulaire activiteiten bestaan.
18 Voor een volledig overzicht van het Europese beleid inzake circulariteit, zie Circulaire economie - Consilium (europa.eu). Voor een evaluatie, zie Institute for European Environmental Policy (2022), “European circular economy policy landscape overview”.
19 Voor het federale plan, zie Actieplan circulaire economie 2021-2024. Voor de regionale strategieën inzake circulariteit, zie Vlaanderen Circulair, Wallonia Circulair en Brussel Circulair.
20 Zie Vooruitgangsrapport circulaire economie 2024 - VBO.
21 Zie bijv. A. Travaille (2023), “Gedragsstrategie en circulaire economie“, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Nederland.