Regionale werkloosheidsverschillen in België blijven groot probleem
De Belgische werkloosheidsgraad nam sinds 2015 sterk af en ligt nu op zijn laagste niveau sinds midden de jaren 70. Achter deze algemeen gunstige ontwikkeling schuilen wel nog grote en persistente regionale verschillen, niet alleen tussen de gewesten maar ook tussen provincies over de gewestgrenzen heen. België is in de EU sinds 2007 het land waar de regionale spreiding van de werkloosheidsgraden het grootst is. In andere landen waar de verschillen traditioneel ook groot waren (vooral Italië en Duitsland) nam de spreiding het voorbije anderhalf decennium af. In België was dat niet zo. Tegen de achtergrond van nog veel openstaande vacatures, moet meer worden ingezet op het verminderen van de grote regionale verschillen. Belangrijk daarbij is de bevordering van de interregionale mobiliteit van werkzoekenden, onder meer via een sterkere samenwerking van de regionale bemiddelingsdiensten. Verder kan ook worden ingezet op een evenwichtigere spreiding van economische activiteit over provincies heen via het stimuleren van lokale clusters.
Het is algemeen bekend dat er in België grote regionale verschillen bestaan in de arbeidsmarktprestaties. Meer specifiek waren de verschillen inzake werkloosheidsgraad de voorbije decennia omvangrijk en persistent tussen de drie gewesten. Maar ook binnen het Vlaamse respectievelijk het Waalse Gewest en over alle Belgische provincies heen liepen de prestaties sterk uiteen. Zo lag in Wallonië de werkloosheidsgraad in 2018 in de provincie Henegouwen (9,9%) bijna dubbel zo hoog als die in de provincie Luxemburg (5,3%). Binnen Vlaanderen was het absolute verschil tussen de uitersten wel kleiner (4,1% in de provincie Antwerpen tegenover 2,5% in provincies West- en Oost-Vlaanderen), maar nog altijd beduidend. Het verschil tussen de uiterste werkloosheidsgraden was de voorbije decennia in Wallonië steevast groter dan in Vlaanderen, maar het nam er wel af (figuur 1).
Figuur 1 - Spreiding van de provinciale werkloosheidsgraden in België
Het valt bij de provinciale verschillen op dat de gewestgrens toch nog altijd als scheidingslijn fungeert. De werkloosheidsgraad in de best presterende Waalse provincie (recent Luxemburg, maar in het verleden vaak ook Waals-Brabant) lag de voorbije decennia nagenoeg voortdurend hoger dan die in de slechtst presterende Vlaamse provincie (recent Antwerpen, maar in het verleden vaak ook Limburg). Dat verschil, evenals het verschil tussen de werkloosheid in gans Wallonië en die in gans Vlaanderen, lijkt sinds 2014 wel wat af te nemen (figuur 1).
De erg ongelijke arbeidsmarktprestaties binnen België komen ook tot uiting wanneer we de vergelijking maken met andere landen. Sinds 2007 is België binnen de EU het land met de grootste binnenlandse spreiding inzake werkloosheidsgraden (bekeken op NUTS2-niveau wat voor België overeenkomt met de provincies). Voordien was dat Italië en bij het begin van de jaren 2000 was de spreiding ook in Duitsland groter dan in België. In beide landen nam de spreiding het afgelopen decennium af, terwijl die in België hoog bleef (figuur 2).
Figuur 2 - Eurostat-maatstaf inzake spreiding van de regionale werkloosheidsgraden (*)
De sterke dispersie inzake werkloosheidsgraden is deels te verklaren door de ruimtelijke concentratie van economische activiteiten in kernregio’s. Die gaat immers gepaard met agglomeratie-effecten zoals schaalvoordelen, kennis-spillovers of de nabijheid van voorzieningen. Zolang agglomeratievoordelen optreden, zijn regionale verschillen in arbeidsmarktprestaties tot op zekere hoogte onvermijdelijk. Anderzijds kan een situatie ontstaan waarin agglomeratienadelen (zoals verkeerscongestie, hoge vestigingskosten of ruimtegebrek) groter worden dan de voordelen, waardoor deconcentratie aangewezen is en de spreiding van de werkloosheidsgraden kan verminderen. Institutionele factoren kunnen de clustering van bedrijven bovendien kunstmatig in de hand werken en deconcentratie belemmeren. Voorbeelden zijn onderinvesteringen in infrastructuur in economische achtergestelde regio’s of een sterk nationale loonvorming waarbij lonen zich onvoldoende aanpassen aan verschillen in lokale arbeidsproductiviteit.
Ook de geringe arbeidsmobiliteit is mee oorzaak van de hardnekkige werkloosheidsverschillen tussen provincies. Met uitzondering van burgers in Vlaams- en Waals-Brabant, die zich vaker naar Brussel verplaatsen, blijven de stromen van pendelaars naar een andere provincie dan die waar ze wonen beperkt tot hooguit enkele procenten van de werkende bevolking. In een goed functionerende arbeidsmarkt pendelen of verhuizen burgers van regio’s met een hoge werkloosheid naar regio’s met een lage werkloosheid, waardoor verschillen worden uitgevlakt. Dat dit in België onvoldoende gebeurt, wordt verklaard door structurele belemmeringen zoals de taalbarrière, de verkeerscongestie of de woonsituatie van de beroepsactieve bevolking. Zo is het vrij hoge eigenwoningbezit van de Belgen mee oorzaak van hun geringe verhuismobiliteit. Het gebrek aan mobiliteit wordt ook versterkt door het ontbreken van financiële prikkels tot werken. Het vrij gunstige Belgische stelsel van werkloosheidsuitkeringen leidt tot een lagere kost om werkloos te zijn, wat het zoeken naar werk buiten de eigen regio ontmoedigt.
Regionale mobiliteit van werkzoekenden en bedrijven stimuleren
De voorbije jaren zette het beleid in op het bevorderen van de interregionale mobiliteit van werkzoekenden. Ondanks tal van maatregelen (zoals de uitwisseling van werkaanbiedingen tussen de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling, betere begeleiding van jongeren en 50-plussers, taalopleidingen, degressiviteit van de uitkeringen) blijven de geboekte resultaten onvoldoende. Het interregionale matchingprobleem is prangend omdat het aantal openstaande, moeilijk in te vullen vacatures groot blijft, ondanks de aan de gang zijnde vertraging van de economische groei. Daarom moet de interregionale samenwerking van de bemiddelingsdiensten worden versterkt. De samenwerking kan worden verruimd door het betrekken van private arbeidsmarktintermediairen zoals interimkantoren.
Verder dient ook via het regionaal beleid te worden ingezet een voldoende evenwichtige spreiding van de economische activiteit over regio’s heen. In een klein land als België nemen agglomeratienadelen door de grote dichtheden van bedrijfsvestigingen alsmaar meer de bovenhand. De honkvastheid van (vooral kleinere) bedrijven draagt daartoe bij. Door het creëren van aantrekkelijke vestigingsplaatsen buiten kernregio’s kan de overheid de ontwikkeling van lokale activiteiten en clusters stimuleren en zo de regionale verschillen inzake werkloosheidsgraden helpen verminderen. Dat verhuizende bedrijven doorgaans sneller groeien en meer jobs creëren kan die vermindering een extra impuls geven.