Onweer of opklaring voor de Belgische arbeidsmarkt?

Economische Opinie

De voorlopig beperkte impact van de pandemie op de effectieve werkloosheid doet de vraag rijzen of de echte schok voor de arbeidsmarkt nog moet komen. Cruciaal hierbij is of de nog grote groep tijdelijk werklozen (tijdig) terug aan de slag kan. Omdat het economische herstel pas vanaf de zomer aan kracht zal winnen, zullen er op korte termijn vermoedelijk nog heel wat jobs sneuvelen, mede door een golf van faillissementen. Voor de wat langere termijn hoeven we echter niet zo negatief te zijn voor de arbeidsmarkt. Maar dan moeten we nu reeds fors inzetten op om- en bijscholing en op de herioriëntatie van door covid-19 getroffen werknemers richting nieuwe loopbaanopportuniteiten. 

Hoewel covid-19 zwaar inhakte op de economische activiteit - eind 2020 lag die nog altijd 4,8% lager dan eind 2019 -, bleef de impact van de pandemie op de effectieve werkloosheid alsnog relatief beperkt. De werkloosheidsgraad (gebaseerd op administratieve cijfers) lag in de drie gewesten doorheen 2020 niet veel hoger dan in de overeenstemmende maanden in 2019 (figuur 1). Netto gingen er in België tussen eind 2019 en eind 2020 naar schatting ruim 60.000 jobs verloren. Dat is een daling van de jaargemiddelde werkgelegenheid met slechts 0,2%. Dat de arbeidsmarkt tot dusver goed standhield, kwam door het kordate optreden van de overheid met steunmaatregelen die het directe jobverlies beperkten, waaronder de uitbreiding van het stelsel van tijdelijke werkloosheid. Tijdens de piek in april vorig jaar zaten 1,2 miljoen Belgen in dat systeem. Nadien viel dat aantal terug tot 0,2 miljoen in september, maar sindsdien is het terug opgelopen tot 0,5 miljoen bij het einde van het jaar. Dat is circa 15% van alle loontrekkenden in de private sector. 

Arbeidsoppotting kan niet blijven duren

Vroeg of laat zullen de nog talrijke tijdelijk werklozen ofwel opnieuw hun vroegere of een andere job opnemen, ofwel toch nog in de effectieve werkloosheid belanden (ervan uitgaande dat ze de arbeidsmarkt niet definitief verlaten wat ook kan). Wat de bovenhand zal halen, wordt in eerste instantie bepaald door de snelheid en intensiteit van het economische herstel. Wij gaan ervan uit dat het herstel van de Belgische economie pas vanaf de zomer zal versnellen, in lijn met het vervolledigen van de uitrol van de vaccinatie. Dat houdt het risico in dat toch nog een behoorlijk aantal mensen hun job effectief zullen verliezen. Wij ramen het jobverlies in 2021 op nog eens zo’n 60.000 eenheden. Een en ander vertaalt zich in een stijging van de werkloosheidsgraad (Eurostat-definitie) van 5,2% eind 2019 tot 5,8% eind 2020 en naar raming 7,2% eind 2021.

De oplopende werkloosheid zal deels voortvloeien uit een toename van het aantal bedrijfsfaillissementen. Vooral in de zwaar door covid-19 getroffen sectoren (horeca, evenementen, recreatie,...) zal blijken dat je de activiteit niet zomaar als bij een koffiemachine kan af- en terug aanzetten. Veel bedrijven zijn intussen financieel verzwakt en zullen de crisis uiteindelijk niet overleven. Volgens de jongste bevraging van de Economic Risk Management Group acht bijna één op tien bedrijven over alle sectoren heen een faillissement (zeer) waarschijnlijk. Allicht zullen ook heel wat bedrijven die overleven noodgedwongen tot herstructureringen overgaan, wat doorgaans ook met afdankingen gepaard gaat. Heel wat voorlopende indicatoren voorspellen dan ook weinig goeds voor de arbeidsmarkt in 2021. De werkgelegenheidsvooruitzichten vervat in de NBB-barometer, de consumentenverwachting inzake werkloosheid, de Federgon-index inzake uitzendarbeid, het aantal nieuw beschikbare vacatures,...: ze noteerden eind 2020 of begin 2021 allemaal nog slechter dan vóór het uitbreken van de pandemie.

Opklaring na onweer

Toch mogen we ook niet al te pessimistisch worden voor de Belgische arbeidsmarkt, zeker niet op de wat langere termijn. We zien immers ook positieve signalen. Zo lag de vacaturegraad (openstaande vacatures in % van het totale arbeidsaanbod) in de verwerkende nijverheid eind 2020 alweer hoger dan vóór de crisis. In tegenstelling tot de dienstensectoren heeft de industrie duidelijk minder onder de pandemie geleden. Meer algemeen zou de krapte op de Belgische arbeidsmarkt, die piekte vóòr de crisis, wel eens sneller dan gedacht kunnen terugkeren. Dat komt mee doordat de bevolking op arbeidsleeftijd vanaf 2021 begint te dalen, op zijn beurt een gevolg van babyboomers die op pensioen gaan. Tegelijk zijn heel wat knelpuntberoepen (technici, verpleegkundigen,...) blijven bestaan. 

In de mate dat de opleiding, vaardigheden en interesse van de ontslagen werknemers uit de door covid-19 getroffen sectoren niet aansluiten bij de aanwezige arbeidsvraag, dreigt de mismatch op de arbeidsmarkt een nog groter probleem te worden. Daarom zal flexibiliteit van het arbeidsaanbod (omscholing, vlotte overstap naar andere jobs of sectoren,…) meer dan ooit belangrijk blijken voor een gezond arbeidsmarktherstel in de post-coronaperiode. Het arbeidsmarktbeleid zal er moeten voor zorgen dat het herstel van de economische groei niet wordt gehinderd door een gebrek aan de juiste werknemers. Dat vraagt vooreerst om een intensivering van het activeren en begeleiden van werklozen en inactieven als traditionele beleidsrecepten. Verder zijn nieuwe hervormingen nodig die de Belgische arbeidmarkt genezen van haar structurele kwalen (waaronder de onvoldoende flexibele arbeidsorganisatie, de strikte arbeidswetgeving, de rigide instituties voor loonvorming en de nog altijd te hoge lastendruk op arbeid). Voortgaande op de regeerakkoorden van de diverse overheden staan te weinig hervormingen op stapel die die kwalen ten gronde aanpakken.

Om het herstel te faciliteren, moet ook het stelsel van de tijdelijke werkloosheid onder de loep worden genomen. Op korte termijn is het als automatische stabilisator efficiënt en nodig om de eerste schok bij een economische crisis op te vangen. Maar zoals de term aangeeft, moet het gebruik ervan tijdelijk zijn. Het stelsel is immers een passieve, niet-toekomstgerichte ondersteuning die de snelle herintegratie van de betrokkenen op de arbeidsmarkt kan belemmeren. Het risico bestaat dat zij door een te lang verblijf in het stelsel vastgeroest raken en zo gedoemd zijn om in de effectieve werkloosheid te belanden. 

Vooreerst is het belangrijk een goed profiel te maken van wie in het stelsel zit. Voor tijdelijk werklozen waarvoor de herinzet in de vroegere job twijfelachtig is geworden, kan een opleidingsoffensief of tijdelijke detachering (bijv. in de zorg) zinvol zijn om de betrokkenen aan te zetten zich te heroriënteren. Er moet zo worden voorkomen dat arbeidskrachten die elders in de economie nodig zijn, geblokkeerd zouden blijven in de tijdelijke werkloosheid. Verder blijft de vraag of stelsel van tijdelijke werkloosheid wel te allen tijde de ideale oplossing biedt om schokken op korte termijn op te vangen. In sommige gevallen kan het beter zijn bedrijven te voorzien in een loonsubsidie (zoals overigens gebeurt in vele andere Europese landen) en zo werknemers aan boord te houden. Dat is bijvoorbeeld het geval voor bedrijven die wel nog werk hebben maar tijdelijk geen inkomsten (bijv. reisbureaus die vakanties moeten omboeken naar een later tijdstip) of die graag zelf in de bijscholing van tijdelijk overtollig personeel willen voorzien.

Om massaal jobverlies te vermijden, moet in de eerste plaats de juiste omgeving worden gecreëerd om leefbare bedrijven te laten overleven. Maar tegelijk mogen we niet vergeten dat de economie een dynamisch gegeven is met een constante creatie en vernietiging van activiteiten en werkgelegenheid. Eerder dan bepaalde jobs in bepaalde bedrijven mordicus te beschermen, is het daarom wenselijk vooral de werknemers zelf te beschermen door hen in staat te stellen flexibel in te spelen op nieuwe loopbaanopportuniteiten. Dat vraagt om permanente inspanningen inzake bij- en omscholing, daarbij inspelend op de (wijzigende) behoeften van de economie. Wanneer we daar fors op inzetten, dan zal dat de langeretermijngevolgen van de pandemie voor de arbeidsmarkt zeker beperken.

Disclaimer:

Alle meningen in deze KBC Economische Opinies vertegenwoordigen de persoonlijke mening van de auteur(s). Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. Duurzaamheid maakt deel uit van de algemene bedrijfsstrategie van KBC Groep NV (zie https://www.kbc.com/nl/duurzaam-ondernemen.html). We houden rekening met deze strategie bij de keuze van de onderwerpen voor onze publicaties, maar een grondige analyse van de economische en financiële ontwikkelingen vereist het bespreken van een bredere waaier aan onderwerpen. Deze publicatie valt niet onder de noemer ‘onderzoek op beleggingsgebied’ zoals bedoeld in de wet- en regelgeving over de markten voor financiële instrumenten. Elke overdracht, verspreiding of reproductie, ongeacht de vorm of de middelen, van de informatie is verboden zonder de uitdrukkelijke, voorafgaande en schriftelijke toestemming van KBC Groep NV. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan.

Gerelateerde publicaties

CNB klaar om rentecyclus lager uit te doven

CNB klaar om rentecyclus lager uit te doven

Riksbank stelt lagere rente in het verschiet

Riksbank stelt lagere rente in het verschiet

De tweede naald in het Fed-kompas

De tweede naald in het Fed-kompas

ECB maakt de rekening op

ECB maakt de rekening op