Eerste Labour-begroting: op en over het randje
Tachtig minuten lang bombardeerde Brits Chancellor Reeves de aanwezige pers met nieuwe uitgaven en inkomsten en goochelde ze met bedragen en schulddefinities. Twee miljard pond meer hier en anderhalf miljard minder daar. De eerste Labour-begroting sinds 2010 zocht het midden tussen het inlossen van groei-ondersteunende verkiezingsbeloftes en precaire publieke financiën in de hand houden. Murw geslagen door de cijferlawine reageerden Britse markten initieel eerder voorzichtig positief. Tot de Britse begrotingswaakhond (OBR) met haar analyse op de proppen kwam… “One of the largest fiscal loosenings of any fiscal event in recent decades”. In het licht van de minibegroting met maxigevolgen van de tandem Truss-Kwarteng (2022) draagt die samenvatting behoorlijk wat gewicht. Britse obligaties en het pond betaalden samen het gelag.
In totaal spreken we voor de begrotingstermijn (fiscaal 24-25 tot 28-29) over £142.2 miljard extra schuld ten opzichte van de OBR-prognoses uit maart of gemiddeld £28.4 miljard per jaar. Uitgezuiverd voor de nieuwe maatregelen, gaat het zelfs over gemiddeld £32 miljard. Inkomsten via belastingverhogingen (£35 miljard/jaar) zijn maar goed voor iets meer dan de helft van het nieuwe uitgavenpatroon van de Britse regering. Als gevolg blijft de Britse schuldgraad het volgende lustrum hangen rond 97% van het BBP in plaats van de verhoopte duik in te zetten richting 90%. De nieuwe maatregelen geven de Britse economie vooral op korte termijn een duw in de rug. Ten opzichte van een half jaar terug verwacht het OBR dit en volgend jaar respectievelijk 1.1% en 2% groei (tov 0.8% en 1.9%). Voor het einde van de horizon (2026-2028) zakt het verwachte groeipad van 2%-1.8%-1.7% naar 1.8%-1.5%-1.5%. Britse inflatie bereikt pas helemaal op het einde van de voorspellingstermijn de 2% inflatie-doelstelling van de Bank of England. In maart stonden voor dit en volgend jaar gemiddeld 2.2% en 1.5% in de boeken. Die worden vervangen door respectievelijk 2.6% en 2.3%.
Britse obligaties gingen het begrotingsvoorstel met een klein hartje tegemoet. De Britse 10j-rente steeg sinds midden september van 3.7% tot 4.2% vóór Reeves’ exposé. Die stijging was vergelijkbaar met de VS waar dezelfde problematiek domineert in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van volgende week, maar een pak meer dan in Europa (10j swap quasi onveranderd over dezelfde referentieperiode). Sinds gisterennamiddag komt daar nog eens 25 basispunten bij. De 4.45% die de grafieken siert is het hoogste niveau sinds oktober 2023. In absolute termen verbleekt de opsprong voorlopig wel nog met de bijna 175 basispunten uit september 2022. Het korte eind van de Britse curve gaat gezwind mee. Fiscale stimulus, sterkere groei en hogere inflatie binden de handen van de Bank of England mogelijk nog langer. Britse geldmarkten houden vandaag slechts rekening met maximaal 100 basispunten aan cumulatieve renteverlagingen (5% naar 4%) de volgende 12 maanden! Het Britse pond teert niet op het rentevoordeel. In tegendeel, de hogere Britse kredietrisicopremie speelt the king’s money parten. Voeg daar een vleugje eurosterkte aan toe naar aanleiding van de sterkere BBP-cijfers en hogere inflatie en EUR/GBP veert op van de 0.83-steunzone richting 0.8380.
Mathias Van der Jeugt, KBC Marktenzaal