Het had erger gekund …

In het Trump-tijdperk verloren economische data (groten)deels hun impact op de markt. Harde data geven in het beste geval de ‘foto’ van een maand geleden. Een eeuwigheid in een context waar markten constant worden opgejaagd door het aankondigingsbeleid van de regering Trump. Bevragingen bij ondernemers en consumenten spelen korter op de bal. De vraag blijft of zij een accuratere inschatting kunnen maken dan bijvoorbeeld centrale bankiers of professionele analisten die dikwijls met een boodschap van onvoorspelbaarheid komen. Illustratief in dit verband was hoe het IMF gisteren bij de nieuwe World Economic Outlook zijn onzekerheid ‘indekte’ met meerdere scenario’s. Met die disclaimer in het achterhoofd, proberen we toch enkele inzichten op te pikken uit de PMI-indicatoren (april) van deze morgen. Geen onbelangrijk detail: de resultaten werden verzameld tussen 9 en 22 april. Het nieuws rond ‘Liberation Day’ (en de capriolen daarna) sijpelde op dat ogenblik volop door.
Een eerste ruwe conclusie: het kon erger. De algemene EMU PMI viel terug tot van 50.9 tot 50.1. Stagnatie dus, maar geen contractie. De terugval komt vooral op conto van de dienstensector (49.7 van 51.0). Opvallend, de output in de verwerkende nijverheid steeg tot het beste niveau in bijna 3 jaar, al blijft de groei bescheiden. Frankrijk blijft meer dan ooit de zieke man van Europa (47.3 van 48.0). Duitsland bestendigde het groeiherstel van eerder dit jaar niet (49.7 van 51.3). Een relatief positieve voetnoot i.v.m. de Duitse verwerkende nijverheid verwijst naar een mogelijk compromis i.v.m. de tarieven, maar ook naar het feit dat 90% van de Duitse export NIET naar de VS gaat en dat de Duitse industrie goed geplaatst is om in te spelen op de verhoging van de defensie-uitgaven. Voor de rest van Europa spreekt S&P Global, verantwoordelijk voor de PMI-publicatie, over een aanhoudend degelijke groei, zij het iets trager dan in maart. Een terugval in orders en een (begrijpelijke) duik in het algemeen vertrouwen (laagste sinds november 2022) maken bedrijven voorlopig terughoudend om de productie te verhogen. Ondanks de zwakke vooruitzichten bleef de tewerkstelling stabiel waarbij groei in de rest van de EMU een terugval in Frankrijk en Duitsland compenseert.
Op het inflatiefront vertraagde de algemene kostenstijging naar een beneden-gemiddeld tempo. Naast aanhoudende druk in de dienstensector is er nu een daling van inputprijzen in de verwerkende nijverheid, onder meer door lagere energieprijzen. Outputprijzen stijgen nog steeds, zij het aan het traagste tempo in 5 maanden. Lagere energieprijzen laten de verwerkende nijverheid zelfs toe om de winstmarges iets op te krikken.
De marktreactie op het rapport blijft beperkt. Europese rentes herstellen wat na de risk-off daling van de voorbije dagen. Ook voor de ECB is het rapport niet zo’n slecht nieuws. Echte ‘noodsteun’ is op dit ogenblik niet nodig. De inflatie koelt voorzichtig verder af, maar Lagarde en co hebben tijd om de gevolgen van de tariefonzekerheid te wikken en te wegen. Het rapport biedt alvast weinig argumenten om de ECB-rente te verlagen tot 1.5%, zoals de markt nu verdisconteert.
EMU 2-j swap: markt loopt (te) ver vooruit op mogelijke ECB-steun
