Olieprijs op een instabiel evenwicht

Sinds Liberation Day op 2 april kaapten de Amerikaanse financiële markten alle aandacht, inclusief die van ons. De relatieve rust van gisteren laat toe om de blik vandaag te ruimen naar andere deelmarkten, zoals grondstoffen.
Trump’s disruptieve invoerheffingen brachten een Amerikaanse/globale groeivertraging met de dreiging van recessie plots erg dichtbij. Een van de grootste slachtoffers daarvan was olie. De prijs van de belangrijkste referentie, Brent, kelderde van ongeveer $75 dollar per vat tot een tussentijds dieptepunt van $58.4, een daling van vlot 22%. Het was van begin 2021 geleden dat olie nog onder de $60 noteerde. Vanuit een technisch perspectief brak Brent even door een belangrijk steunniveau rond $63. Vervolgens kwam de benedenkant van het sinds 2023kw4 neerwaarts hellend handelskanaal in het vizier. Een volgehouden breuk impliceert een verdere terugval tot $45. Zowel het steunniveau als het kanaal overleefden uiteindelijk in de sluiting. Aan de huidige niveaus van $65/vat oogt het beeld niettemin fragiel. Een nieuwe episode van onzekerheid, en zo hadden we er wel al enkele, haalt dit instabiele evenwicht snel onderuit. Vrees voor een vraagimplosie zat achter de stevige koersval. Dat is ook een kopzorg van het olieproducerende kartel, OPEC. Het verlaagde gisteren de vooruitzichten voor de economische groei en daardoor ook die voor olie-afname. De vraag zal dit jaar naar schatting met 1.3 miljoen vaten/dag groeien. Voor 2026 staat 1.28 mln in de tabellen. Beide zijn 150k minder dan tijdens de vorige voorspellingsronde en de zoveelste neerwaartse bijstelling op rij. De veronderstellingen van OPEC blijven een pak optimistischer dan die van andere instanties, waaronder het Internationaal Energie-Agentschap (IEA). De club van de belangrijkste olieconsumerende landen verwacht voor dit en volgend jaar een groei van respectievelijk 726k (-304k) en 692k vaten per dag, met een obligate onzekerheidsdisclaimer. Het IEA gaat er al een tijd van uit dat het aanbod de vraag de komende jaren overtreft, wat in principe drukt op de prijs. En op enkele periodes na handelt Brent nu al twee jaar vaker beneden $80 dan erboven. Dat is te laag voor productiegrootmachten zoals Saudi-Arabië. Net daarom verraste de OPEC-beslissing van begin deze maand om de van kracht zijnde productiebeperkingen (veel) meer dan verwacht terug te schroeven. Het effect in de praktijk is volgens de IEA wel minder groot omdat er op vandaag al OPEC-leden zijn die hun productiequota vlotjes overschrijden.
In het rijtje van industriële grondstoffen is olie lang niet de enige die recent onderuit ging. Koper bijvoorbeeld zat in een rollercoaster. In de aanloop naar Liberation Day trok de prijs naar nieuwe records. Koper(s) anticipeerde(n) op mogelijke invoerheffingen, zoals bv. al voor staal en aluminium het geval was. Tegelijk vreesde de markt dat dit cruciale metaal deel zou uitmaken van een bredere geopolitieke strategie, met exportrestricties. Maar volgend op 2 april kenterde de vraag-en-aanbodbalans. De schade liep t.o.v. de piek eind maart op tot bijna 23%. Ook gas handelt sindsdien aan de laagste niveaus sinds de zomer van vorig jaar. Met een val van €42/MWh tot een dal van €32 ging een kwart van de prijs in rook op. Ijzer beperkte de verliezen tot ongeveer 10%, maar met de kanttekening dat het metaal al langer in mindere doen is. Daar komt zwakke Chinese groei bij kijken. De Chinese bbp-cijfers morgen brengen wat dat betreft wellicht niet veel beterschap.
Olieprijs (Brent) blijft voorlopig gevangen in neerwaartse trend
