EMU inflatie (even?) overschaduwd

Het blijft een opvallend gegeven: de aankondiging van één persoon heeft markten wereldwijd in een houdgreep. Economische data, ook ver buiten de VS, verloren, minstens tijdelijk, hun relevantie. Straks, tussen 21u en 22u onze tijd zet de aankondiging van de ‘wederkerige tarieven’ in de Rose Garden van het Witte Huis naar verwachting van velen de klok voor een nieuw handelstijdperk in gang. Onder het motto alles is beter dan een verlammende onzekerheid kunnen de markten dan hopelijk opnieuw de data aftoetsen binnen het nieuwe referentiekader. Einde aan het ‘blind vliegen’, al blijft in het Trump-tijdperk natuurlijk de vraag hoe zeker en definitief dat nieuwe tarievenkader zal zijn.
Ook de Europese inflatiecijfers voor de maand maart werden gisteren overschaduwd door het dreigende tarieven-onweer van over de Atlantische Oceaan. Op de Europese rentemarkten wordt de positionering al een tijdje minstens even sterk ingegeven door een defensief, algemeen onzekerheidsgevoel (risk-off) als door een economisch gefundeerde visie i.v.m. het ECB-rentebeleid. Toegegeven, de cijfers waren kort bij de verwachting en gaven weinig reden om de visie over het eventueel einde van de versoepelingscyclus bij te stellen.
De algemene inflatie klokte af op 0.6% m/m en 2.2% j/j. De kerninflatie vertraagde iets meer af dan verwacht (2.4% j/j van 2.6%). Diensteninflatie koelde af van 3.7% tot 3.4% en goedereninflatie bodemt uit op 0.6%. Voedselprijzen trekken dan weer aan (2.9% van 2.65%). Volgens de inschatting van KBC bevinden zowel de algemene inflatie als de kerninflatie zich kort bij de bodem voor dit jaar. Omwille van de onderliggende economische dynamiek, de eventuele inflatoire impact van tegenmaatregelen op de Trump-tarieven en later ook de impact van een meer stimulerend fiscaal beleid, verwachten we dat zowel kern- als algemene inflatie vanaf de zomer weer aantrekken, mogelijk zelfs richting 3.0% (+?). Het pleit er voor dat de ECB, als ze de recente inflatieafkoeling alsnog in haar beleid wil valoriseren en de economie in deze onzekere tijden een klein duwtje in de rug wil geven, de opporuniteit best zo snel mogelijk grijpt. Een laatste renteverlaging op 17 april dus tot 2.25%. De nieuwe ECB-vooruitzichten in juni ondersteunen dan een verlengde periode van kijken en afwachten (of eventueel het formele einde van de cyclus).
Dat is niet wat de geldmarkt verdisconteert. Na een opwaartse herpositionering in maart, ziet die de bodem van de ECB-cyclus opnieuw nabij of zelfs nog iets beneden 2%, eerder dan op 2.25% die onze voorkeur wegdraagt. Ook de verwachting omtrent het ECB-beleid is mogelijk net iets te veel ingegeven door de onzekerheid over de groei-impact van het handelsconflict met minder aandacht voor inflatie en/of reflatoire ‘risico’s’ van een doorsijpelend ondersteunend fiscaal beleid. Dat laatste geldt a fortiori voor de (risicoloze) rentes aan het lange eind van de curve, wat per definitie nog meer ‘veilige-haven-trafiek’ aantrekt in tijden van algemene onzekerheid. Zoals eerder aangegeven denken we dat die fundamentele dynamiek de volgende dagen, eerder dan een onbestemd onzekerheidsgevoel, stilaan terug de overhand kan nemen.
Wanneer werpen EMU (2-j groen; 10-j rood) swaprentes tariefonzekerheid af?
